1. Beschrijving: wat lees je in de bron?
- Markeer opvallende dingen zoals gekke uitspraken, meningen, gebeurtenissen. Let op signaalwoorden zoals maar, tenzij, erg, waardoor, te wijten aan…(lijst bij DMB)
- Wat staat er in het bijschrift? Je leest vaak een hint in het bijschrift: jaartal, persoon, gebeurtenis. Wat had je daarover geleerd? Schrijf dit kort op.
2. Betekenis: wat gebeurt er in de bron?
- Welke handeling/ gebeurtenis/ personen herken je in de bron? Schrijf dit naast het gemarkeerde stukje. (bijvoorbeeld geleerd begrip bij uitspraak)
3. Bedoeling: waarom is deze bron gemaakt?
- Heeft de schrijver een bepaalde (politieke) boodschap die hij over wil brengen?
- Wat is de aard van de bron? Is het een toespraak/ propaganda/ dagboek/geheime briefwisseling/ om de lezer te overtuigen? Vertrouw je daarom de inhoud van de bron? Waarom wel/niet? Meestal onbetrouwbaar!