Samenstellingen 14 oktober

Samenstellingen of Samengestelde woorden

Perron 1 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samenstellingen of Samengestelde woorden

Perron 1 

Slide 1 - Tekstslide

Samenstellingen of samengestelde woorden


Je maakt van twee woorden één woord. 
Soms moet je bij het schrijven van een samenstelling letters TOEVOEGEN. 

Slide 2 - Tekstslide

Betekenis samenstelling
Als twee (of meer) woorden samen één nieuw woord vormen, heet dat een samenstelling OF een samengesteld woord. 

Zo kun je met rug en zak de samenstelling rugzak vormen. 

Slide 3 - Tekstslide

Regel 1 
Eindigt het eerste woord in het meervoud op -en?
Dan schrijven we de -en ertussen!
Dus: boek en kast.
Meervoud van boek is boeken
Dus we schrijven: boekenkast. 

Slide 4 - Tekstslide

Regel 2 
Soms schrijf je alleen een -e tussen de twee woorden. 

Bijvoorbeeld bij zon en bril.
We schrijven zonnebril. 
We hebben namelijk maar één zon. 
Dus hebben we ergens maar 1 van, dan schrijven we alleen de
 -e


Slide 5 - Tekstslide

Tussen - e
Let op het eerste woord. Heeft dit woord een meervoud dat eindigt op een -s. Dan gebruik je ook een -e ertussen.

Conciërge en kamer
Meervoud is conciërges. Dus conciërgekamer

Slide 6 - Tekstslide

Tussen - e
Sommige woorden kan je op twee manieren in het meervoud zetten, namelijk met -en of -s.

Zoals: lades of laden / groentes of groenten 
Als dit het geval is, schrijven we ook de tussen - e. 
We schrijven dan ladekast en groentesoep. 

Slide 7 - Tekstslide

-e
Meervoud kan op twee manieren: groentes of groenten .

Dus dan schrijven we:
groentesoep.  


Slide 8 - Tekstslide

Belangrijk!
Daarom moet je goed kijken naar het eerste woord. Dit is namelijk heel erg belangrijk om de samenstelling goed op te schrijven. Lees goed de uitleg op bladzijde 14! 

Slide 9 - Tekstslide

Regel 3. 
Als je bij het uitspreken van de samenstelling een s-klank hoort, schrijf je die -s ook. 
Bijvoorbeeld: lichaam + kracht  =          lichaamskracht
                        of station + plein =                stationsplein

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf de samenstelling op.
zon = schijn

Slide 11 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op:
fiets + stalling

Slide 12 - Open vraag

Schrijf de samenstelling:
seconde + wijzer

Slide 13 - Open vraag

Samenstelling
tarwe + brood

Slide 14 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op:
klas + leraar

Slide 15 - Open vraag

Schrijf de samenstelling:
gedaante + verwisseling

Slide 16 - Open vraag

Waarom gedaanteverwisseling
Meervoud is namelijk gedaanten of gedaantes

Slide 17 - Tekstslide

Aan het werk!
Gebruik de uitleg op bladzijde 14. 
Kijk altijd naar het eerste woord van de samenstelling
Maak opdracht 22 en 29.
Leer de regels uit je hoofd. 


 

Slide 18 - Tekstslide