In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Paragraaf 1 Dierenwelzijn
13.8 Enzymen
Slide 1 - Tekstslide
Voor deze les:
1. Je doet mee met deze les en sluit bij deze presentatie aan
2. Je volgt deze les zelfstandig door hem apart in lessonup te openen
Slide 2 - Tekstslide
Eigenschappen van Enzymen
Slide 3 - Woordweb
Doel 13.8
Je leert hoe enzymen werken
Je kunt uit een gegeven afbeelding of tekst afleiden onder welke voorwaarden een enzym geactiveerd of geremd wordt.
Je herkent in een tekst of afbeelding wanneer er sprake is van competitieve remming, allosterische remming of allosterische activatie.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is een enzym?
Eiwit dat een chemische reactieversnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een co-factor/ co-enzym
Slide 5 - Tekstslide
Voorbeelden van enzymen
Verteringsenzymen:
Knippen grote moleculen in kleine
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Knippen of plakken
Hydrolyse: splitsing van twee moleculen met behulp van water (komt energie bij vrij)
Condensatie: binden van twee moleculen tot een groter molecuul waarbij water vrijkomt (kost energie)
Bij vertering is altijd sprake van hydrolyse (want grote stoffen worden kleiner). Dit kost dus water en er komt energie vrij.
Slide 8 - Tekstslide
Knippen of plakken
Slide 9 - Tekstslide
Substraat en product
De stof die door het enzym wordt omgezet heet het substraat
De stof die ontstaat door het
enzym heet het product
Slide 10 - Tekstslide
Wat is een enzym?
Eiwit dat een chemische reactie versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een co-factor/ co-enzym
Slide 13 - Tekstslide
Co-factor/ Co-enzym
Enzym = eiwit plus niet eiwit-deel (=co-factor).
Een organische co-factor =
co-enzym (bijvoorbeeld een vitamine)
Slide 14 - Tekstslide
Hoe werken enzymen?
Structuur
Activering/ remming
Reactiesnelheid
Slide 15 - Tekstslide
Eiwitstructuur
De werking van enzymen hangs nauw samen met de structuur/ vorm ervan.
Slide 16 - Tekstslide
Enzymstructuur - twee kanten
- Receptor voor het substraat:
Actieve centrum/ actieve zijde
- Receptor voor activator/ inhibitor (remstof):
Allosterische zijde (niet altijd aanwezig)
Slide 17 - Tekstslide
Enzymregeling
Competitieve remming/ inhibitie: een inhibitor bezet de bindingsplek van het substraat op het enzym.
De inhibitor lijkt qua structuur sterk op het substraat.
Slide 18 - Tekstslide
Competitieve remming / Inhibitie
Slide 19 - Tekstslide
Enzymregeling
Allosterische remming: als een inhibitor gebonden zit aan de allosterische zijde kan het substraat niet binden
Slide 20 - Tekstslide
Enzymregeling
Allosterische activatie: als een activator gebonden zit aan de allosterische zijde kan het substraat binden
Slide 21 - Tekstslide
Enzymregeling
Productremming: als het product van een enzym ook de inhibitor is.
Product voldoende aanwezig: enzym inactief
Product niet aanwezig: enzym actief - product ontstaat weer
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Reactiesnelheid enzym
Afhankelijk van de hoeveelheid enzym, de temperatuur en de hoeveelheid substraat.
Slide 24 - Tekstslide
Een enzym is een eiwit
Denaturatie
Slide 25 - Tekstslide
Enzymwerking beïnvloed door temperatuur
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Enzymwerking beïnvloed door pH
Slide 28 - Tekstslide
Enzymwerking
Enzymconcentratie: hoe meer enzym aanwezig is hoe hoger de reactiesnelheid.
Slide 29 - Tekstslide
Enzymwerking
Enzymconcentratie: hoe meer enzym aanwezig is hoe hoger de reactiesnelheid.
Slide 30 - Tekstslide
Enzymwerking
Enzymconcentratie: hoe meer enzym aanwezig is hoe hoger de reactiesnelheid.
Slide 31 - Tekstslide
In het speeksel zit het enzym Amylase. Dit enzym versnelt de vertering van zetmeel. Kan dit enzym ook de vertering van andere eiwitten versnellen? Leg je antwoord uit.
Slide 32 - Open vraag
Enzymen in wasmiddelen verwijderen het vuil. Frank doet een onderzoekje naar de waskracht van een wasmiddel met enzymen bij een temperatuur van 40 graden Celsius. Hij kan kiezen uit twee enzymen. In het diagram zie je de weergave van de werking van deze twee verschillende enzymen. Leg uit welk van deze enzymen kan Frank het best kan gebruiken.
Slide 33 - Open vraag
Bij denaturatie verandert de ruimtelijke structuur van een enzym. Wat voor invloed heeft dat op het enzym-substraat complex?
Slide 34 - Open vraag
Enzymen die in actieve vorm worden geproduceerd in de pancreas zijn onder andere a-amylase en triaglycerol-lipase. Inactieve enzymen zijn bijvoorbeeld pro-carboxypeptidasen en pro-fosfolipase. - Leg uit waarom fosfolipase niet in actieve vorm wordt geproduceerd. (1p) - Leg uit waarom dat bij a-amylase wel mogelijk is. (1p)
Slide 35 - Open vraag
Vitamine C is een co-enzym bij meer dan 800 soorten enzymen. Wat is een co-enzym? (google)
Slide 36 - Open vraag
Doel 13.8
Je hebt geleerd hoe enzymen werken
Je hebt geleerd op welke manier cellen de activiteit van enzymen regelen