18.3 Enzymwerking

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
18.3 Enzymwerking
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
18.3 Enzymwerking

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel 18.3
6  Je legt uit hoe enzymen chemische reacties beïnvloeden.
7  Je legt uit welke factoren de snelheid van enzymreacties beïnvloeden.

Enzym-substraatcomplex, actieve centrum, activeringsenergie, sleutel-slotmodel, induced-fitmodel, cofactor, co-enzym, competitieve remming,  allosterische remming en activatie, productremming, 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van enzymen
Verteringsenzymen:
Knippen grote moleculen in kleine


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van enzymen
DNA-polymerase
Plakt nieuwe nucleotide aan een DNA streng aan 3'-kant
RNA-polymerase
Plakt nieuwe nucleotide aan een RNA streng

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Knippen of plakken
Hydrolyse: splitsing van twee moleculen met behulp van water (komt energie bij vrij)
Condensatie: binden van twee moleculen tot een groter molecuul waarbij water vrijkomt (kost energie)

Bij vertering is altijd sprake van hydrolyse (want grote stoffen worden kleiner). Dit kost dus water en er komt energie vrij.



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Knippen of plakken

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dus:
Amylase: condensatie/ hydrolyse?
En het kost water/ er komt water vrij?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dus:
DNA polymerase: condensatie, er komt water vrij


Amylase: hydrolyse, het kost water

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Substraat en product
De stof die door het enzym wordt omgezet heet het substraat
De stof die ontstaat door het enzym heet het product

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cofactor/ Co-enzym
Enzym = eiwit plus niet eiwit-deel (=cofactor).

Niet eiwitdeel = organisch (bijvoorbeeld een vitamine) -> co-enzym

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werken enzymen?
Structuur
Activering/ remming
Reactiesnelheid

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitstructuur
De werking van enzymen hangs nauw samen met de structuur/ vorm ervan.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn twee modellen die de werking van enzymen (enzym-subtraat-complex) beschrijven.

Slide 18 - Tekstslide

Sleutel-slotmodel. Dit gaat ervan uit dat een enzym en een substraat precies op elkaar passen, zoals een sleutel in een slot.

Induced-fitmodel. Dit stelt dat de vorm van het enzym zich enigszins aanpast aan het substraat, vergelijkbaar met een hand die een handschoen vormt.
Enzymstructuur - twee kanten
- Receptor voor het substraat:
Actieve centrum/ actieve zijde
- Receptor voor activator/ inhibitor (remstof):
Allosterische zijde   (is niet altijd aanwezig)

“Allosterisch” (van het Grieks allos = “ander” en stereos = “vorm”) betekent letterlijk: “andere vorm aannemend”
substraat

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

enzymregeling
  1. competitieve remming of inhibitie
  2. allosterische activatie
  3. allosterische remming
  4. productremming

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymregeling - inhibitie
Competitieve remming/ inhibitie: een inhibitor bezet de bindingsplek van het substraat op het enzym.

De inhibitor lijkt 
qua structuur sterk 
op het substraat.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymregeling - allosterische activatie
Allosterische activatie: als een activator gebonden zit aan de allosterische zijde kan het substraat binden

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymregeling - allosterische remming
Allosterische remming: als een inhibitor gebonden zit aan de allosterische zijde kan het substraat niet binden

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymregeling
Productremming: als het product van een enzym ook de inhibitor is.
Product voldoende aanwezig: enzym inactief
Product niet aanwezig: enzym actief - product ontstaat weer

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reactiesnelheid enzym
Afhankelijk van 
1 de hoeveelheid enzym, 
2 de temperatuur en 
3 de hoeveelheid substraat.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymwerking
Enzymconcentratie: hoe meer enzym aanwezig is hoe hoger de reactiesnelheid.
Wat is de beperkende factor?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enzymwerking
Enzymconcentratie: hoe meer enzym aanwezig is hoe hoger de reactiesnelheid.
Hoe verandert hier de beperkende factor?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
Adri en Eduard voegen bij een experiment met enzymen in twee buizen een even grote hoeveelheid substraat toe. 
Aan buis 1 voegen ze een hoeveelheid enzym toe, samen met een allosterische remmer. 
Aan buis 2 voegen ze evenveel enzym en evenveel van een competitieve inhibitor toe. Ze bepalen de mate van omzetting van het substraat.

Wat verwachten Adri en Eduard te observeren in hun experiment met enzymen na het toevoegen van een grote hoeveelheid substraat aan beide buizen, en waarom?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het antwoord
In het experiment zullen Adri en Eduard waarschijnlijk ontdekken dat in buis 1, waar alle enzymen onwerkzaam zijn door de remstof, er geen omzetting van het substraat plaatsvindt. 
In buis 2, waar de remstof een structuur heeft die vergelijkbaar is met het substraat, kunnen ze verwachten dat de enzymen nog steeds actief zijn, waardoor de omzetting van het substraat wel zal plaatsvinden.
Niet alle enzymen zullen gebonden zijn aan de remstof, maar ook aan het substraat.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

grafiek 1, bij een bep. temp denatureren de enzymen en komt er geen nieuw glucose bij.
Leerdoelen bereikt?
6  Je legt uit hoe enzymen chemische reacties beïnvloeden.
7  Je legt uit welke factoren de snelheid van enzymreacties beïnvloeden.

Enzym-substraatcomplex, actieve centrum, activeringsenergie, sleutel-slotmodel, induced-fitmodel, cofactor, co-enzym, competitieve remming,  allosterische remming en activatie, productremming, 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies