les 9 harhalingsopdracht

Welkom 4H

Leg alvast de gemaakte huiswerkopdrachten op de hoek van de tafel. We hebben zo eerst pitches!
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom 4H

Leg alvast de gemaakte huiswerkopdrachten op de hoek van de tafel. We hebben zo eerst pitches!

Slide 1 - Tekstslide

Planning pitches morgen
donderdag 01-02 les I
Ole
Noah
donderdag 01-02 les II
Aron
Claire
vrijdag 02-02
Hajar
Jordy en Noah
dinsdag 06-02 
Darrel
Michelle+Hajar
vrijdag 09-02
Timothy 
Youp

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
- Pitch Timothy en Youp
- Huiswerk op de hoek van je tafel leggen, ik haal het op.
- Herhalingsopdracht 
Hoe goed ken je de formuleringsfouten?

Slide 3 - Tekstslide

Herhalingsopdracht
Je krijgt een opdracht met 22 zinnen.
1) Schrijf op je antwoordenblaadje hoe de fout heet die in de zin staat.
2) schrijf daarna de hele zin op waarin je de fout hebt verbeterd.
Op de achterkant staat van elke fout een voorbeeld. Je mag er ook een blaadje met alle theorie bij gebruiken.
Loop je vast? Sla die zin dan even over om er later op verder te puzzelen.

Schrijf op het blad dat rondgaat welk boek je hebt gekozen!

Slide 4 - Tekstslide

Belangrijke data:
  • Toets formuleren: 
                              - dinsdag 27-02
  • Boekopdracht leesboek 3 (recensie schrijven)
                              - Deadline 22 maart
  • Geef je nieuwe leesboektitel morgen door!
    (Wie zouden hun boek al kunnen meenemen naar de les?)

Slide 5 - Tekstslide

Hoe verbeter je ook alweer een foutieve beknopte bijzin?

Zin 1:
Lallend en zwalkend begeleidden de agenten de dronkaard naar zijn cel.

Slide 6 - Tekstslide

oefenen 
1. Maak opdracht A en B uit het boekje
 formuleren (blz. 19 en 20)

               

Het denkbeeldige onderwerp uit deel 1 moet hetzelfde zijn als het onderwerp in deel 2. Is dit niet zo? Dan foutief.
Verbeteren: voeg het onderwerp in deel 1 toe.

Slide 7 - Tekstslide

Nakijken Opdracht A
1. Als je hard traint en goed eet, moet de marathon voor jou te doen zijn.
2. Terwijl we nog slaperig waren na een korte nacht, maakte de koffie ons weer een beetje wakker.
3. Nadat we drie uur overlegd hadden, ging de staking niet door.
4. Toen we bij de bioscoop aankwamen, was de film al begonnen.
5. Als je wacht voor de kassa, duurt de tijd altijd langer dan normaal.


Slide 8 - Tekstslide

Nakijken Opdracht B
  1. onjuist (Jasper is het onderwerp in deel 1)
  2. juist
  3. onjuist (de spelers zijn het onderwerp in deel 1)
  4. juist
  5. onjuist (een persoon is het onderwerp van deel 1, niet de slang)
  6. juist 
  7. onjuist (de appeltaart is het onderwerp van deel 1)
  8. juist
  9. juist

Slide 9 - Tekstslide

Hoe begrens je een zin?
- Hoofdzinnen: verbinden ( met dus, en, of, want, maar) of van elkaar scheiden (punt).

Bijzinnen: verbinden met de hoofdzin (plaats een komma voor het voegwoord en tussen twee persoonsvormen)

UITLEGFILMPJE KIJKEN





Slide 10 - Tekstslide

Welke zin is juist begrensd?
A  1. Floris is heel vrolijk, omdat hij vanavond pannenkoeken eet.
     2. Floris is heel vrolijk. Omdat hij vanavond pannenkoeken eet.
B. 1. Ik pak mijn tas in. Ik ga drie weken naar Spanje.
     2. Ik pak mijn tas in, ik ga drie weken naar Spanje.
C. 1. Veel leerlingen hebben hun telefoon bij zich in de les, ze zijn hierdoor snel afgeleid.
    2. Veel leerlingen hebben hun telefoon bij zich in de les, waardoor ze snel zijn afgeleid.





Slide 11 - Tekstslide

Hoe begrens je een zin?
Hoofdzinnen: verbinden (dus, en, of, want, maar) of van elkaar scheiden (punt).

Bijzinnen: verbinden met de hoofdzin (plaats een komma voor het voegwoord)

UITLEGFILMPJE KIJKEN





1. Maak uit het lesboek opdracht 1 blz. 247 (online: Hoofdstuk 7 formuleren, paragraaf 'zinnen onjuist begrenzen')  
2. Kies voor eind volgende week een nieuw leesboek. De opdracht hierbij wordt het schrijven van een recensie.  

Slide 12 - Tekstslide

Recensieopdracht
  • Opdracht op papier doorlezen
  • Stel vragen / maak aantekeningen
  • Gebruik de theorie uit het boek!
  • De deelonderwerpen in de alinea's staan vast.
    De vragen daarbij zijn om je te helpen, hier mag je uit kiezen wat interessant is voor jouw boek.

Slide 13 - Tekstslide

Recensieopdracht - opbouw
Inleiding > introduceer het onderwerp, vat het verhaal kort samen.
Middenstuk:
- Onderwerp en thema
- Opbouw
- Personages
- Schrijfstijl
Slot > conclusie: is dit boek een aanrader?

Leg alles uit (aan de hand van het boek)

Slide 14 - Tekstslide

Leesboek #3
Kies een b-boek of c-boek
(Vorige keer een boekenweekgeschenk of non-fictie? Dan nu iets anders.)

De recensie is voor een cijfer. (Spelfouten en formuleringsfouten tellen mee.)

Slide 15 - Tekstslide

Foutieve samentrekking
blz. 5 uitleg
blz. 16 oefeningen

Slide 16 - Tekstslide

Argh hoe pak ik dit nou aan?
Stappenplan
  1. Maak de samentrekking ongedaan 
  2. Stel vast wat er is samengetrokken
  3. Doe de vier checks (betekenis, vorm, rol, plaats)
  4. Verbeter de fout (dus: zet er iets bij!)  



Slide 17 - Tekstslide

Bespreken opdracht A blz. 16, 17
  • 1: betekenis  +  en ik houd meer van konijnen dan van…
  • 2: vorm (getal)  + en wordt ‘s nachts…
  • 3: betekenis  + en legde daarna de stof…
  • 4: rol  + en die koop ik regelmatig
  • 5: vorm (getal)  + en is een fietspad…
  • 6: betekenis + en ze komt daarom zelden…
  • 7: betekenis  + en is daarom…


Slide 18 - Tekstslide

Nakijken


  • 8: rol  + en die vind ik best mooi…
  • 9: betekenis  + en hij is dan ook…
  • 10: betekenis  + en trok zich niets aan van…


Slide 19 - Tekstslide

Neem zelf verantwoordelijkheid om je kennis op te halen!
Zoek uitleg in je boek of bij Arnoud kuijpers of andere youtube filmpjes. 

Vraag je klasgenoten, of maak een afspraak voor een hulples.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Hij heeft ook per formuleerfout een filmpje

Slide 22 - Tekstslide

Verder oefenen
  1. Maak over foutieve samentrekkingen opdracht B blz. 18, 19
  2. Maak om 'dubbelop' te herhalen opdracht H blz. 11, 12
    (theorie staat op blz. 2)
  3. Klaar? Doe even iets zachtjes voor jezelf, we bespreken de opdrachten straks.

Slide 23 - Tekstslide

Bespreken foutieve samentrekkingen opdracht B
  • 1. …en wordt een park aangelegd…
  • vorm niet hetzelfde
  • 2. …en deze (of de zomervakantie) brengen wij …
  • rol niet hetzelfde
  • In het eerste deel is ‘de zomervakantie’ onderwerp, in het tweede deel
  • is het lijdend voorwerp.
  • 3. …en dat is een leuk beroep.
  • rol niet hetzelfde
  • Brandweerman is in het eerste gedeelte geen onderwerp, in het tweede wel.

Slide 24 - Tekstslide

Bespreken foutieve samentrekkingen opdracht B
  • 4. …Ellen en Denise gaan studeren in Amsterdam.
  • vorm niet hetzelfde
  • 5. …had hij haar beroofd.
  • plaats (ten opzichte van de persoonsvorm) niet hetzelfde. In het eerste
  • deel is het onderwerp - pv (de overvaller had), in het tweede deel is het
  • pv/onderwerp (had hij).

Slide 25 - Tekstslide

Bespreken dubbelop opdracht H
  1. Contaminatie (de oorzaak is achterstallig onderhoud, of de crash is te wijten aan.)
  2. Pleonasme (Tijdelijke interim-directeur)
  3. Contaminatie (het maakt niet uit, of er is geen verschil)
  4. Dubbele ontkenning (verhinderen geen schuurtjes te bouwen)
  5. Tautologie (misschien, wellicht)
  6. Tautologie (bereid zijn / te willen) 
  7. Pleonasme (gratis presentje)
  8. Contaminatie (haalde alles door elkaar, raakte ik in de war)

Slide 26 - Tekstslide

Foutieve beknopte bijzin

Slide 27 - Tekstslide

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin

Luid zingend kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  

Slide 28 - Tekstslide

Formuleren H6
 
Foutive beknopte bijzin                                    Wat moet het wel zijn?

Luid zingend kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  

Slide 29 - Tekstslide

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin                                    Wat moet het wel zijn?

Luid zingend kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  
Terwijl de kinderen luid zongen, kwam de bus bij de Efteling aan.

Slide 30 - Tekstslide

De foutieve beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.




Slide 31 - Tekstslide

De foutieve beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.

    Na een ijsje te eten, reden we naar Utrecht.




Slide 32 - Tekstslide

De foutieve beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.

    Na een ijsje te eten, reden we naar Utrecht. Of
    Een ijsje etend, reden we naar Utrecht.
    Helemaal volgegeten, reden we naar Utrecht.



Slide 33 - Tekstslide

De beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.

    Na een ijsje te eten, reden we naar Utrecht. Of
    Een ijsje etend, reden we naar Utrecht.  
    Helemaal volgegeten, reden we naar Utrecht.



  1. te + hele ww
  2. onv. dw.
  3. volt. dw.

Slide 34 - Tekstslide

De foutieve beknopte bijzin
  • In een foutieve beknopte bijzin is het denkbeeldig onderwerp in de beknopte bijzin anders dan in de hoofdzin.







Slide 35 - Tekstslide

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin

Luid zingend, kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  
Onderwerp

Slide 36 - Tekstslide

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin

Luid zingend, kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  
Onderwerp
Denkbeeldig onderwerp 
= niet 'de bus' 

Slide 37 - Tekstslide

Foutieve beknopte bijzin
Nog een voorbeeld:






Slide 38 - Tekstslide

Foutieve beknopte bijzin verbeteren
Oplossing: voeg weer een ow en pv toe!

  • Het vlees is goed gebraden
                    +
  • Hij eet het vlees
  • Het goed gebraden vlees eet hij op.
                    of
  • Goed gebraden, wordt het vlees door hem opgegeten.






Slide 39 - Tekstslide

Wat klopt er niet, hoe is het beter?
Cola drinkend verscheen de openingsscène van Star Wars op het beeld.


Na chocolade te hebben gegeten kwam de huiduitslag weer opzetten.


Na gedoucht te hebben bleek mijn handdoek doorweekt.

Slide 40 - Tekstslide

Wat klopt er niet, hoe is het beter?
Cola drinkend verscheen de openingsscène van Star Wars op het beeld.


Na chocolade te hebben gegeten kwam de huiduitslag weer opzetten.


Na gedoucht te hebben bleek mijn handdoek doorweekt.

  • Toen we cola dronken, verscheen de openingsscène van Star Wars op het beeld.

  • Nadat ik chocolade had gegeten, kwam de huiduitslag weer opzetten.

  • Nadat ik gedoucht had, bleek mijn handdoek doorweekt.


Slide 41 - Tekstslide

oefenen 
1. Maak opdracht A en B uit het boekje
 formuleren (blz. 19 en 20)
               

Het denkbeeldige onderwerp uit deel 1 moet hetzelfde zijn als het onderwerp in deel 2. Is dit niet zo? Dan foutief.
Verbeteren: voeg het onderwerp in deel 1 toe.

Slide 42 - Tekstslide

Nakijken Opdracht A
1. Als je hard traint en goed eet, moet de marathon voor jou te doen zijn.
2. Terwijl we nog slaperig waren na een korte nacht, maakte de koffie ons weer een beetje wakker.
3. Nadat we drie uur overlegd hadden, ging de staking niet door.
4. Toen we bij de bioscoop aankwamen, was de film al begonnen.
5. Als je wacht voor de kassa, duurt de tijd altijd langer dan normaal.


Slide 43 - Tekstslide

Nakijken Opdracht B
  1. onjuist (Jasper is het onderwerp in deel 1)
  2. juist
  3. onjuist (de spelers zijn het onderwerp in deel 1)
  4. juist
  5. onjuist (een persoon is het onderwerp van deel 1, niet de slang)
  6. juist 
  7. onjuist (de appeltaart is het onderwerp van deel 1)
  8. juist
  9. juist

Slide 44 - Tekstslide