les 7 en 8 Uitleg recensieopdracht, herhaling foutieve samentrekking + uitleg ft. beknopte bijzin

Welkom 4H

Pak alvast je reader formuleren voor je. 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom 4H

Pak alvast je reader formuleren voor je. 

Slide 1 - Tekstslide

Planning pitches morgen
donderdag 01-02 les I
Ole
Noah
donderdag 01-02 les II
Aron
Claire
vrijdag 02-02
Hajar
Jordy en Noah
dinsdag 06-02 
Darrel
Michelle+Hajar
vrijdag 09-02
Timothy 
Youp

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
- Uitleg boekopdracht (recensie schrijven)
- Huiswerk nakijken en herhaling foutieve samentrekkingen
- Herhalingsopdracht dubbelop

Volgende les:
- Uitleg en oefenen: foutieve beknopte bijzin

Slide 3 - Tekstslide

Belangrijke data:
  • Toets formuleren: 
                              - dinsdag 27-02
  • Boekopdracht leesboek 3 (recensie schrijven)
                              - Deadline 22 maart
  • Geef je nieuwe leesboektitel morgen door!
    (Wie zouden hun boek al kunnen meenemen naar de les?)

Slide 4 - Tekstslide

Recensieopdracht
  • Opdracht op papier doorlezen
  • Stel vragen / maak aantekeningen
  • Gebruik de theorie uit het boek!
  • De deelonderwerpen in de alinea's staan vast.
    De vragen daarbij zijn om je te helpen, hier mag je uit kiezen wat interessant is voor jouw boek.

Slide 5 - Tekstslide

Recensieopdracht - opbouw
Inleiding > introduceer het onderwerp, vat het verhaal kort samen.
Middenstuk:
- Onderwerp en thema
- Opbouw
- Personages
- Schrijfstijl
Slot > conclusie: is dit boek een aanrader?

Leg alles uit (aan de hand van het boek)

Slide 6 - Tekstslide

Leesboek #3
Kies een b-boek of c-boek
(Vorige keer een boekenweekgeschenk of non-fictie? Dan nu iets anders.)

De recensie is voor een cijfer. (Spelfouten en formuleringsfouten tellen mee.)

Slide 7 - Tekstslide

Foutieve samentrekking
blz. 5 uitleg
blz. 16 oefeningen

Slide 8 - Tekstslide

Argh hoe pak ik dit nou aan?
Stappenplan
  1. Maak de samentrekking ongedaan 
  2. Stel vast wat er is samengetrokken
  3. Doe de vier checks (betekenis, vorm, rol, plaats)
  4. Verbeter de fout (dus: zet er iets bij!)  



Slide 9 - Tekstslide

Bespreken opdracht A blz. 16, 17
  • 1: betekenis  +  en ik houd meer van konijnen dan van…
  • 2: vorm (getal)  + en wordt ‘s nachts…
  • 3: betekenis  + en legde daarna de stof…
  • 4: rol  + en die koop ik regelmatig
  • 5: vorm (getal)  + en is een fietspad…
  • 6: betekenis + en ze komt daarom zelden…
  • 7: betekenis  + en is daarom…


Slide 10 - Tekstslide

Nakijken


  • 8: rol  + en die vind ik best mooi…
  • 9: betekenis  + en hij is dan ook…
  • 10: betekenis  + en trok zich niets aan van…


Slide 11 - Tekstslide

Neem zelf verantwoordelijkheid om je kennis op te halen!
Zoek uitleg in je boek of bij Arnoud kuijpers of andere youtube filmpjes. 

Vraag je klasgenoten, of maak een afspraak voor een hulples.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Hij heeft ook per formuleerfout een filmpje

Slide 14 - Tekstslide

Verder oefenen
  1. Maak over foutieve samentrekkingen opdracht B blz. 18, 19
  2. Maak om 'dubbelop' te herhalen opdracht H blz. 11, 12
    (theorie staat op blz. 2)
  3. Klaar? Doe even iets zachtjes voor jezelf, we bespreken de opdrachten straks.

Slide 15 - Tekstslide

Bespreken foutieve samentrekkingen opdracht B
  • 1. …en wordt een park aangelegd…
  • vorm niet hetzelfde
  • 2. …en deze (of de zomervakantie) brengen wij …
  • rol niet hetzelfde
  • In het eerste deel is ‘de zomervakantie’ onderwerp, in het tweede deel
  • is het lijdend voorwerp.
  • 3. …en dat is een leuk beroep.
  • rol niet hetzelfde
  • Brandweerman is in het eerste gedeelte geen onderwerp, in het tweede wel.

Slide 16 - Tekstslide

Bespreken foutieve samentrekkingen opdracht B
  • 4. …Ellen en Denise gaan studeren in Amsterdam.
  • vorm niet hetzelfde
  • 5. …had hij haar beroofd.
  • plaats (ten opzichte van de persoonsvorm) niet hetzelfde. In het eerste
  • deel is het onderwerp - pv (de overvaller had), in het tweede deel is het
  • pv/onderwerp (had hij).

Slide 17 - Tekstslide

Bespreken dubbelop opdracht H
  1. Contaminatie (de oorzaak is achterstallig onderhoud, of de crash is te wijten aan.)
  2. Pleonasme (Tijdelijke interim-directeur)
  3. Contaminatie (het maakt niet uit, of er is geen verschil)
  4. Dubbele ontkenning (verhinderen geen schuurtjes te bouwen)
  5. Tautologie (misschien, wellicht)
  6. Tautologie (bereid zijn / te willen) 
  7. Pleonasme (gratis presentje)
  8. Contaminatie (haalde alles door elkaar, raakte ik in de war)

Slide 18 - Tekstslide

Foutieve beknopte bijzin

Slide 19 - Tekstslide

Welkom 4H

Pak alvast je reader formuleren voor je. 

Slide 20 - Tekstslide

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin

Luid zingend kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  

Slide 21 - Tekstslide

Formuleren H6
 
Foutive beknopte bijzin                                    Wat moet het wel zijn?

Luid zingend kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  

Slide 22 - Tekstslide

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin                                    Wat moet het wel zijn?

Luid zingend kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  
Terwijl de kinderen luid zongen, kwam de bus bij de Efteling aan.

Slide 23 - Tekstslide

De foutieve beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.




Slide 24 - Tekstslide

De foutieve beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.

    Na een ijsje te eten, reden we naar Utrecht.




Slide 25 - Tekstslide

De foutieve beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.

    Na een ijsje te eten, reden we naar Utrecht. Of
    Een ijsje etend, reden we naar Utrecht.
    Helemaal volgegeten, reden we naar Utrecht.



Slide 26 - Tekstslide

De beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.

    Na een ijsje te eten, reden we naar Utrecht. Of
    Een ijsje etend, reden we naar Utrecht.  
    Helemaal volgegeten, reden we naar Utrecht.



  1. te + hele ww
  2. onv. dw.
  3. volt. dw.

Slide 27 - Tekstslide

De foutieve beknopte bijzin
  • In een foutieve beknopte bijzin is het denkbeeldig onderwerp in de beknopte bijzin anders dan in de hoofdzin.







Slide 28 - Tekstslide

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin

Luid zingend, kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  
Onderwerp

Slide 29 - Tekstslide

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin

Luid zingend, kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  
Onderwerp
Denkbeeldig onderwerp 
= niet 'de bus' 

Slide 30 - Tekstslide

Foutieve beknopte bijzin
Nog een voorbeeld:






Slide 31 - Tekstslide

Foutieve beknopte bijzin verbeteren
Oplossing: voeg weer een ow en pv toe!

  • Het vlees is goed gebraden
                    +
  • Hij eet het vlees
  • Het goed gebraden vlees eet hij op.
                    of
  • Goed gebraden, wordt het vlees door hem opgegeten.






Slide 32 - Tekstslide

Wat klopt er niet, hoe is het beter?
Cola drinkend verscheen de openingsscène van Star Wars op het beeld.


Na chocolade te hebben gegeten kwam de huiduitslag weer opzetten.


Na gedoucht te hebben bleek mijn handdoek doorweekt.

Slide 33 - Tekstslide

Wat klopt er niet, hoe is het beter?
Cola drinkend verscheen de openingsscène van Star Wars op het beeld.


Na chocolade te hebben gegeten kwam de huiduitslag weer opzetten.


Na gedoucht te hebben bleek mijn handdoek doorweekt.

  • Toen we cola dronken, verscheen de openingsscène van Star Wars op het beeld.

  • Nadat ik chocolade had gegeten, kwam de huiduitslag weer opzetten.

  • Nadat ik gedoucht had, bleek mijn handdoek doorweekt.


Slide 34 - Tekstslide

oefenen 
1. Maak opdracht A en B uit het boekje
 formuleren (blz. 19 en 20)
2. Nog geen nieuw leesboek gekozen? Kies dan snel een leesboek en geef morgen de titel door.
Deadline voor je recensie is 22 maart.
               

Het denkbeeldige onderwerp uit deel 1 moet hetzelfde zijn als het onderwerp in deel 2. Is dit niet zo? Dan foutief.
Verbeteren: voeg het onderwerp in deel 1 toe.

Slide 35 - Tekstslide

Nakijken Opdracht A
1. Als je hard traint en goed eet, moet de marathon voor jou te doen zijn.
2. Terwijl we nog slaperig waren na een korte nacht, maakte de koffie ons weer een beetje wakker.
3. Nadat we drie uur overlegd hadden, ging de staking niet door.
4. Toen we bij de bioscoop aankwamen, was de film al begonnen.
5. Als je wacht voor de kassa, duurt de tijd altijd langer dan normaal.


Slide 36 - Tekstslide

Nakijken Opdracht B
  1. onjuist (Jasper is het onderwerp in deel 1)
  2. juist
  3. onjuist (de spelers zijn het onderwerp in deel 1)
  4. juist
  5. onjuist (een persoon is het onderwerp van deel 1, niet de slang)
  6. juist 
  7. onjuist (de appeltaart is het onderwerp van deel 1)
  8. juist
  9. juist

Slide 37 - Tekstslide