H5 argumentatievragen en vragen over taalgebruik


Welkom h5a!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les


Welkom h5a!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Korte herhaling vorige les
  3. Vragen over argumentatie
  4. Vragen over taalgebruik
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Waar moet je goed op letten bij het beantwoorden van vragen over de functies van tekstgedeelten?

Slide 3 - Open vraag

Waar of niet waar?
Wanneer je een vraag krijgt naar het tekstdoel, de tekstsoort of de hoofdgedachte van de tekst bekijk je nogmaals de voorkeursplaatsen voordat je antwoord geeft.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Op welk onderscheid moet je letten bij het maken van samenvattingsvragen en waarom?

Slide 5 - Open vraag

Vragen over argumentatie

In het examen/aankomende toets kun je vragen krijgen over de argumentatie in de tekst.

Let weer vooral op signaalwoorden (vooral bij vragen over redeneringen en argumentatieschema's).
Vragen over argumentatie

Soorten vragen: 
  1. Argumentatieschema
  2. Drogredenen
  3. Redeneringen

Slide 6 - Tekstslide

Argumentatieschema

Slide 7 - Tekstslide

Drogredenen

Slide 8 - Tekstslide

Redeneringen

Slide 9 - Tekstslide

Welk argumentatieschema wordt in alinea 4 van tekst 1 vooral gebruikt?

een argumentatieschema op basis van
A
overeenkomst en vergelijking
B
kenmerk of eigenschap
C
voorbeelden
D
voor- en nadelen

Slide 10 - Quizvraag

“Zo kent ook de maatschappij losse eindjes en restcategorieën” (regels 113-114)
Geef aan van welke drogreden (kies uit: cirkelredenering; onjuist beroep op een oorzaak-gevolgschema; overdrijven van voor- of nadelen; overhaaste generalisatie; persoonlijke aanval; verkeerde vergelijking; vertekenen van het standpunt) er sprake zou zijn in het gegeven citaat en leg uit op grond van de tekst wat er dan niet klopt in de argumentatie.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 25 woorden.

Slide 11 - Open vraag

Vragen over het taalgebruik
Bij het examen worden soms vragen gesteld over het taalgebruik in een tekst. Dat taalgebruik zegt namelijk vaak iets over de manier waarop de auteur tegen zijn onderwerp aankijkt of over zijn mening over het onderwerp. 

Let daarbij op woorden die emotie, teleurstelling, blijdschap, boosheid, verontwaardiging, onverschilligheid of spot aanduiden.

Slide 12 - Tekstslide

Met welke omschrijvingen is de toon in de alinea’s 7 en 8 van tekst 1 het best te typeren?
A
betweterig en minachtend
B
spottend en overdrijvend
C
verwijtend en vol onbegrip
D
waarschuwend en nieuwsgierig

Slide 13 - Quizvraag

Tekst 2 De vlogger is de toekomst van de journalistiek
We lezen nu samen tekst 2 De vlogger is de toekomst van de journalistiek.


Ik deel beurten uit. Let op: ook als je al geweest bent, kun je nog een keer aan de beurt komen!

Tijdens het lezen markeren we belangrijke signaalwoorden en staan we stil bij kernzinnen. Pak je markeerstift er dus bij! 

Slide 14 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 20 december
  • Huiswerk: -
  • Meenemen: LAPTOP en leesboek
  • Programma: oefenen met examenteksten

Slide 15 - Tekstslide