Wat weet jij nog over werkwoordspelling? 1. Hij..................... mij een tik (geven, TT) 2. Zij.................... altijd vrolijk wakker (worden, TT) 3. Wij.................... naar school (lopen, VT)
1 / 17
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 25 min
Onderdelen in deze les
Wat weet jij nog over werkwoordspelling? 1. Hij..................... mij een tik (geven, TT) 2. Zij.................... altijd vrolijk wakker (worden, TT) 3. Wij.................... naar school (lopen, VT)
Slide 1 - Open vraag
Werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd ('t Sexy Fokschaap)
Voltooide tijd (verhuizen)
Slide 2 - Tekstslide
We hebben de werkwoordspelling ......
We hebben deze les dus al hard....
Nu weet ik precies hoe dit werkwoord .... moet worden!
herhaalt
herhaald
gewerkt
gewerkd
gespelt
gespeld
gespeldt
Slide 3 - Sleepvraag
Het gaat nu over werkwoordspelling. Hoe zat het ook alweer met sterke/zwakke werkwoorden?
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde.
In de verleden tijd verandert de klank.
Slide 4 - Sleepvraag
werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling
A
Hij zaagd het hout..
B
Hij zaagt het hout.
C
Hij zaagdt het hout.
Slide 5 - Quizvraag
werkwoordspelling Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurde
Slide 6 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.
Slide 7 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
Slide 8 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.
Slide 9 - Quizvraag
werkwoordspelling (tt) Hij (besteden) veel tijd aan werkwoordspelling.
A
B
besteedt
Slide 10 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.
Slide 11 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
B
Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.
Slide 12 - Quizvraag
Werkwoordspelling
A
Zij heeft het huis geverft
B
Zij heeft het huis geverfd
Slide 13 - Quizvraag
Werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient
Slide 14 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.
Slide 15 - Quizvraag
werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
B
Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.
C
Gisteren zijn we naar Drunen verhuisd.
D
Gisteren zijn we naar Waspik verhuist.
Slide 16 - Quizvraag
Ik weet hoe ik werkwoorden correct spel in de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd.