7. 8 nov: ZV4B: Framing en literatuur

Communiceren doe je samen 2
Welkom vwo4B

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Communiceren doe je samen 2
Welkom vwo4B

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.

Slide 1 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
  • Framing verdiepend
  • Literatuur
Vandaag vrijdag 8 november: 

Slide 2 - Tekstslide

H. 9 Framing (blz. 42)
Je leert wat framing is en hoe het wordt toegepast in taal. 


Slide 3 - Tekstslide

Neem de volgende vragen over en beantwoord ze tijdens het kijken naar het filmpje.

1. Wat is framing? 
2. Noem minimaal twee voorbeelden van frames uit het filmpje. 
3. Wanneer is een frame effectief?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Neem de volgende vragen over en beantwoord ze tijdens het kijken naar het filmpje. 
antwoorden bespreken

1. Wat is framing? 
2. Noem minimaal twee voorbeelden van frames uit het filmpje. 
3. Wanneer is een frame effectief?

Slide 6 - Tekstslide

Framing: je stuurt het denken van je publiek. Je woorden wekken een beeld op bij je lezer of luisteraar. 


Slide 7 - Tekstslide

Framing:

- bij bedrijven 
NS: sprinter i.p.v. stoptrein, extra reistijd i.p.v. vertraging
- in de politiek
villasubsidie i.p.v. hypotheekrenteaftrek
- in de journalistiek
- in het dagelijks leven

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Framing door beeldspraak en stijlfiguren

  • vergelijking (a met b vergelijken): je kamer lijkt een zwijnenstal.
  • hyperbool (overdrijven): ik heb eeuwen staan te wachten.
  • eufemisme (iets verzachten): werkzoekend i.p.v. werkloos
  • neologisme (nieuw woord): curlingouders
  • vals dilemma (twee alternatieven voorgesteld alsof het de enige opties zijn): Bush in 2001: You are either with us or with the terrorists.

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen!

Slide 11 - Tekstslide

Waarvan zie je hier een voorbeeld?

Hij huilde een zwembad vol tranen.
A
eufemisme
B
neologisme
C
vals dilemma
D
hyperbool

Slide 12 - Quizvraag

Waarvan zie je hier een voorbeeld?

Mijn hondje is gisteren ingeslapen.
A
neologisme
B
eufemisme
C
vals dilemma
D
hyperbool

Slide 13 - Quizvraag

Waarvan zie je hier een voorbeeld?

Voed je kinderen strengt op, dan worden ze gefrustreerde kinderen. Voed je ze in vrijheid op, dan worden het brutale kinderen.
A
neologisme
B
vals dilemma
C
eufemisme
D
vergelijking

Slide 14 - Quizvraag

Communiceren doe je samen 2
Huiswerk bespreken en zelf nakijken.
 opdracht 1 t/m 4, 7 en 9

Slide 15 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
  • 1. Je maakt bewust een selectie van de werkelijkheid en presenteert die op een bepaalde manier aan je volgers. Je kiest welke delen van de sportdag je vastlegt (de medaille), en welke je buiten beeld houdt (je blauwe plekken, bezwete hoofd en zweetsokken bijvoorbeeld).

Slide 16 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2

Slide 17 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
  • 2 a Een eufemisme is een stijlfiguur waarmee iets onaangenaams of aanstootgevends vriendelijker wordt voorgesteld dan het is.
  • b Bijvoorbeeld: 
  • seks: de koffer induiken, de liefde bedrijven, met elkaar naar bed gaan, samen slapen, wippen, een nummertje doen
  • dood: heengaan, de laatste adem uitblazen, inslapen, de ogen sluiten
  • c Bijvoorbeeld: Ik zou in de klas wel ‘de liefde bedrijven’ durven zeggen, omdat dat romantisch klinkt. ‘Wippen’ zou ik niet gebruiken, want dat klinkt toch een beetje raar. 

Slide 18 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
  • 3 Door het stellen van een dilemma – een keuze tussen twee opties – wek je de indruk dat er geen derde optie mogelijk is. Bij de uitspraak van Bush klopt dat niet: je kunt prima tegen terrorisme zijn en het toch ook niet eens zijn met het beleid van Bush. Het is dus niet echt een dilemma, maar een vals dilemma

Slide 19 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
  • 4 a Wilders maakt in het voorbeeld gebruik van een vergelijking.
  • b Door de vergelijking gaat de lezer/luisteraar het kabinet associëren met een oude krakende auto. Het frame wekt dus een negatief beeld van het kabinet op: het kabinet werkt niet, het staat stil.

Slide 20 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
7 Het resultaat is een bewijs voor het feit dat frames gedachtestructuren in de hersenen blijvend kunnen veranderen en nieuwe structuren kunnen creëren.

Slide 21 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
  • 7 Het resultaat is een bewijs voor het feit dat frames gedachtestructuren in de hersenen blijvend kunnen veranderen en nieuwe structuren kunnen creëren.

  • 9 a Pro-life wekt de indruk dat mensen die voor abortus zijn, ‘tegen het leven’ zijn. Het roept een negatief beeld op waar niemand mee geassocieerd wil worden.

  • b Pro-choice wekt de indruk dat mensen die tegen abortus zijn, tegen de vrijheid zijn om zelf te kiezen wat ze doen in hun leven. Dit is een negatief frame, zeker in Amerika waar vrijheid hoog in het vaandel staat, zeker bij Republikeinen. Met pro-choice gaan Democraten niet mee in het frame van Republikeinen, maar hebben ze er een effectief frame tegenover gezet. 

Slide 22 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
  • Framing
  • vergelijking 
  • hyperbool
  • eufemisme 
  • neologisme 
  • vals dilemma


Slide 23 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Literatuur 
(les 1, 2, 3, pg 130-139)

Slide 24 - Tekstslide

Begrippen binnen de literatuur: 

  • Tijd 
  • Ruimte
  • Genre
  • Motieven
  • Thema
  • Ik-perspectief
  • Personaal perspectief
  • Auctoriaal/Alwetend

Slide 25 - Tekstslide

In literatuur draait alles om betekenis
  • Een zakelijke tekst moet éénduidig zijn. Bijvoorbeeld: advertenties, studieboek Kern en het Burgerlijk wetboek van strafrecht. 
  • Een literaire tekst heeft net zo veel betekenissen als lezers (meerduidig!), veel wordt aan jouw fantasie overgelaten.
  • Jouw (lees)ervaring, kennis en (lees)vaardigheid zijn van belang.
  • Een tekst heeft net zo veel betekenissen als het aantal lezers dat die tekst heeft.
  • Maar: niet elke interpretatie is per definitie juist.
  • Door uitwisseling: door te praten, kun je de betekenis die je zelf hebt verbreden, verdiepen of je kan op heel andere ideeën gebracht worden.

Slide 26 - Tekstslide

11 functies van literatuur
Van elitekunst tot boeken voor alle mensen
Van literaire waarde naar ook literaire functies:
  • persoonlijk: ontspanning, emotieverwerking, kennisvergaring van leven en wereld, misstanden aan de kaak stellen, antwoord geven op vragen, genieten van stijl en de denkwereld achter het boek.
  • sociaal-cultureel: uitbreiding woordenschat, taalgevoel, inzicht in (verschillende) culturen
Deze elf moet je kennen!

Slide 27 - Tekstslide

Literatuur 
  • Lezen van een literaire tekst, een roman of gedicht vraagt om een andere manier van lezen dan het lezen van een zakelijke tekst.
  • Een literaire tekst wordt ook anders geschreven dan een zakelijke tekst.

Slide 28 - Tekstslide

Literataire of zakelijke tekst? 
Hemingway, Amerikaanse schrijver (1899-1961), schreef een korte tekst van 5 woorden.

Slide 29 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Hemingway schreef deze tekst:

"Te koop: babyschoentjes, nooit gedragen."

Vraag: 
Is dit een zakelijke of literaire boodschap? Leg uit.
Schrijf je antwoord in je schrift. 

timer
1:30

Slide 30 - Tekstslide

Hemingway
Amerikaanse schrijver (1899-1961), schreef een kort verhaal:



"Te koop: babyschoentjes, nooit gedragen."
  • Geen zakelijke boodschap, geen advertentie, maar een literair verhaal

Slide 31 - Tekstslide

Aan de slag

Oefenboek Pg. 136
Opdracht 1, 2, 3

timer
5:30

Slide 32 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Verzonnen of werkelijkheid? 

  • fictie = verzinsel van de schrijver
  • non-fictie = gebaseerd op controleerbare feiten
  • Grens is soms moeilijk te trekken!

Slide 33 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag. Leg uit wat 'realistische fictie' betekent. 

Antwoord: het is fictief (verzonnen), maar in het verhaal zitten gebeurtenissen die echt plaats hadden kunnen vinden (non-fictief). 

Slide 34 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
De grens tussen werkelijkheid en verzonnen is soms moeilijk...

Voorbeeld 1: 
Hersenschimmen (1984) - Bernlef
Gaat over hoe het is om de ziekte Alzheimer te krijgen. Bernlef deed hier onderzoek naar vóórdat hij het boek schreef. Hierdoor lijkt het net alsof Bernlef het zelf heeft meegemaakt. 

Slide 35 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
De grens tussen werkelijkheid en verzonnen is soms moeilijk...

Voorbeeld 2: 
De Cock en ... (1963...) - Baantjer
Baantjer werkte zelf jaren bij de politie. Hij schreef boeken over ervaringen die hij had opgedaan en over gebeurtenissen die hij zelf had meegemaakt. Zo lijkt het levensecht. 

Slide 36 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 1. Waarom kan iemand die een ander aanzet tot racisme voor de rechter worden gesleept?

Vraag 2. Waarom kan een schrijver die een personage beschrijft die zelf een ander tot racisme aanzet, niet worden aangeklaagd? Ook niet als de personage lijkt op een bestaand persoon? 

Schrijf de antwoorden in je schrift/map.
timer
3:00

Slide 37 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 1. Waarom kan iemand die een ander aanzet tot racisme voor de rechter worden gesleept?

Antwoord:
Iemand die aanzet tot racisme kan voor de rechter worden gesleept omdat die de wet overtreedt (artikel 1 van de Nederlandse grondwet).



Slide 38 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Vraag 2. Waarom kan een schrijver die een personage beschrijft die zelf een ander tot racisme aanzet, niet worden aangeklaagd? Ook niet als de personage lijkt op een bestaand persoon? 

Antwoord: 
De personage is een fictief persoon. Deze persoon bestaat dus niet echt.
Schrijvers krijgen deze bescherming, omdat anders iedereen die zich aangesproken voelt door wat een personage zegt of doet, de schrijver kan aanklagen. Hierdoor zou het voor een schrijver praktisch onmogelijk worden om nog een verhaal te publiceren. (Ditzelfde geldt voor andere vormen van fictie, zoals film, toneel en strips.) 

Slide 39 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
  • autobiografie 
auto-bios-grafia (uit het Grieks)
zelf - leven - schrijven

  • biografie
bios-grafia (uit het Grieks)
leven - schrijven

Vraag:
Wat is het verschil tussen een autobiografie en een biografie? Schrijf het antwoord in je schrift/map.
timer
1:00

Slide 40 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2

Slide 41 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2

Slide 42 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2

Slide 43 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2

Slide 44 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 47 - Tekstslide