Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
3.1 B Gelijkvormige driehoeken
Maken 10
vierkant 2, 3, 4, 5, 6 + nakijken
cirkel 2, 5, 6, 7, 8 + nakijken
ster 5, 6, 7, 8, 9 + nakijken
timer
5:00
1 / 19
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Wiskunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
In deze les zitten
19 slides
, met
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Maken 10
vierkant 2, 3, 4, 5, 6 + nakijken
cirkel 2, 5, 6, 7, 8 + nakijken
ster 5, 6, 7, 8, 9 + nakijken
timer
5:00
Slide 1 - Tekstslide
Gelijkvormige driehoeken
Bij het vergroten van een figuur hebben origineel en beeld dezelfde vorm.
Zo is in figuur 3.19 ∆ABC gelijkvormig met ∆APQ.
Notatie ∆ABC ~ ∆APQ.
Bij gelijkvormige driehoeken zijn de overeenkomstige hoeken gelijk en kun je met de zijden een verhoudingstabel maken
Slide 2 - Tekstslide
Gelijkvormige driehoeken
Hierin staan de overeenkomstige zijden onder elkaar.
Uit ∆ABC ~ ∆APQ volgt dus de verhoudingstabel
AB | AC | BC
AP | AQ | PQ.
Om gelijkvormigheid van driehoeken aan te tonen, heb je twee paar gelijke hoeken nodig.
Slide 3 - Tekstslide
Gelijkvormige driehoeken
Twee driehoeken zijn gelijkvormig als ze twee paar gelijke hoeken hebben.
Na het aantonen van gelijkvormigheid kun je met de daaruit volgende verhoudingstabel onbekende zijden berekenen.
Soms heb je hierbij ook de stelling van Pythagoras nodig.
Zie het voorbeeld.
Slide 4 - Tekstslide
Voorbeeld
Gegeven is ∆ABC met hoek A = 90º, AB = 12 en AC = 5.
Het punt D ligt op AB en het punt E ligt op BC waarbij AD = 4 en DE ⊥ BC. Zie figuur 3.20.
Bereken DE en CE.
Slide 5 - Tekstslide
Gelijkvormige driehoeken
Om gelijkvormigheid aan te tonen, zoek je naar gelijke hoeken.
Gebruik daarbij de volgende eigenschappen.
Slide 6 - Tekstslide
Gelijkvormige driehoeken
Om in de figuur hiernaast CQ te berekenen, gebruik je dat ∆ABC ~ ∆PQC.
Bij het aantonen van deze gelijkvormigheid gebruik je F-hoeken.
UIt ∆ABC ~ ∆PQC volgt
AB | BC
ofwel
5 | BC
PQ | CQ 2 | CQ.
Slide 7 - Tekstslide
Gelijkvormige driehoeken
Omdat BC en CQ beide onbekend zijn, lijkt het alsof je niet verder kunt.
Maar door te bedenken dat BC = BQ + CQ, dus BC = 4 + CQ, lukt het toch om CQ te berekenen.
Zie het voorbeeld.
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeeld
Gegeven is ∆ABC met AB = 5. Het punt P ligt op AC en het punt Q ligt op BC waarbij PQ//AB. Verder is PQ = 2 en BQ = 4. Zie figuur 3.22
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Aan het werk ...
vierkant: 12, 13, 14, 15, 16, 17 + nakijken
cirkel: 15, 16, 17, 18 + nakijken
ster: 16, 17, 18, 19 + nakijken
Slide 18 - Tekstslide
Huiswerk
vierkant: 12, 13, 14, 15, 16, 17 + nakijken
cirkel: 15, 16, 17, 18 + nakijken
ster: 16, 17, 18, 19 + nakijken
PW H3 9 januari
Slide 19 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
3.3D Bijzondere rechthoekige driehoeken
December 2023
- Les met
13 slides
Wiskunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
3.2 De cosinusregel
December 2021
- Les met
11 slides
Wiskunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Oefenen trede 3
December 2022
- Les met
16 slides
Wiskunde
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
2.2 Gelijkvormigheid
Oktober 2022
- Les met
16 slides
gelijkvormigheid
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
3.1 A Goniometrische berekeningen
December 2021
- Les met
12 slides
Wiskunde
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
2M2: H6 - 6.1 (2)+6.2
Mei 2022
- Les met
43 slides
Wiskunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
1.3 D Driehoeken tekenen met behulp van een passer.
September 2024
- Les met
11 slides
Wiskunde
Middelbare school
vmbo lwoo, mavo, havo
Leerjaar 2
H6.3 gelijkvormig 1
Mei 2022
- Les met
25 slides
Wiskunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2