In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Video
Slide 2 - Video
Slide 3 - Video
Slide 4 - Video
H4.1 Vandaag leerdoelen
Wat zijn machten?
Rekenvolgorde bij haakjes, machten vermenigvuldigen, delen etc..
Begrip wetenschappelijke notatie grote getallen
Wetenschappelijke getal uitschrijven.
resterende tijd zelfstandig werken
Slide 5 - Tekstslide
Twee nieuwe woorden
Slide 6 - Tekstslide
Oefening
1. wat is het grondgetal?
wat is de exponent?
2. ......... x .......... x............
3. 4 x 4 x 4 x 4 x 4 x 4 x 4 =
25=32
53=
4.....
Slide 7 - Tekstslide
Rekenvolgorde
- eerste haakjes uitrekenen
- dan machtsverheffen/wortel berekenen
- dan vermenigvuldigen en delen (links naar rechts)
- dan optellen en aftrekken (links naar rechts)
Denk weer om de manier van opschrijven!
Slide 8 - Tekstslide
Kun je grote getallen eenvoudiger schrijven?
Slide 9 - Tekstslide
Wetenschappelijke notatie
Slide 10 - Tekstslide
schrijf in de wetenschappelijke notatie 26 800 000 000
A
2,68×1010
B
2,68×109
C
2,67×109
D
2,67×1010
Slide 11 - Quizvraag
7,5 x 103 = .......
A
7,5 x 10 x 3
B
7,5 x 10 x 10 x 10
Slide 12 - Quizvraag
1,75 x 109 = .......
A
175 000 000
B
1 750 000 000
C
17 500 000 000
D
175 000 000 000
Slide 13 - Quizvraag
2,9 x 1012 = .......
A
29 000 000 000 000
B
2,900000000000
C
290 000 000 000
D
2 900 000 000 000
Slide 14 - Quizvraag
Kleine getallen in de wetenschappelijke notatie
Negatieve exponent
Slide 15 - Tekstslide
H4.1 Weet je nu genoeg?
Wat machten zijn?
De rekenvolgorde?.
Wetenschappelijke notatie (grote getallen)?
Wetenschappelijke getal uitschrijven?
Oefeningen maken: blz. 126 t/m 127 som 1 , 2 , 3, 5, 4 a + e + f
som 5 a + e + f
som 6 , 8 , 9 en 11
Slide 16 - Tekstslide
6.2 Rente op rente
Slide 17 - Tekstslide
6.2 Rente op rente
D
10 1020
10,2 1040,4
1040,4 1,02 1061,21
Dus na 3 jaar
heeft hij 1061,21
euro op zijn
rekening staan!
Slide 18 - Tekstslide
1000⋅0,852=722,50
1000⋅0.853=614,13
na 2 jaar
na 3 jaar
Bij een percentage eraf gaat dit precies hetzelfde.
Stel je koopt een fiets van 1000 euro en elk jaar wordt de fiets 15% minder waard
0,85
0,85 * 0,85
0,85 * 0,85 * 0,85
Slide 19 - Tekstslide
Een Facebookpagina heeft 2500 likes. Het streven is om het komende jaar het aantal likes per maand 4% te laten stijgen. Welke factor hoort bij deze toename?
Slide 20 - Open vraag
Hoeveel likes worden er na een jaar verwacht?
Slide 21 - Open vraag
Isa heeft een ballon opgeblazen tot de inhoud 10 liter is. De ballon loopt na het opblazen langzaam leeg. Elk uur ontsnapt ongeveer 4% van de inhoud. Wat is de factor?
Slide 22 - Open vraag
1000⋅1.022=1040,40
1000⋅1.023=1061,21
na 2 jaar
na 3 jaar
Slide 23 - Tekstslide
6.2 Rente op rente
Danny heeft 1000 euro op zijn spaarrekening gezet.
De bank geeft hem 2% rente. De rente laat hij op
dezelfde rekening bijschrijven.
a) Waarom staat er in
de tabel 1,02?
omdat 100% + 2% = 102% en dat is factor 1,02
,
Slide 24 - Tekstslide
6.2 Rente op rente
Danny heeft 1000 euro op zijn spaarrekening gezet.
De bank geeft hem 2% rente. De rente laat hij op
dezelfde rekening bijschrijven.
b) Wat staat er na 2 jaar
op zijn rekening?
1040,4 euro.
10 1020
1,02 1040,4
Slide 25 - Tekstslide
Laat met een berekening zien dat na zes uren nog ongeveer 7,83 liter lucht in de ballon zit.
Slide 26 - Open vraag
Op een bankrekening wordt €1000,- gezet.
Elk jaar krijgt de eigenaar 4% rente.
Hoeveel geld staat er op de rekening na 12 jaar?
Slide 27 - Open vraag
Slide 28 - Tekstslide
Eerst factor berekenen:
100+4=104
104:100=1,04
Bedrag na 12 jaar:
1000×1,04 = 1601,03
12
Gegevens:
Begingetal: 1000
Toename: 4%
Aantal jaar: 12
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Schrijf de berekening korter: 800×1,05×1,05×1,05×1,05
Slide 32 - Open vraag
800×1,05×1,05×1,05×1,05=
800×1,05
4
Slide 33 - Tekstslide
Welke factor hoort bij een toename van 15%?
Slide 34 - Open vraag
Korter schrijven
Hoe kan ik een vermenigvuldiging met dezelfde factor korter schrijven?