Spelling & woordenschat (obv Hoofdstuk 1, Nieuw Nederlands)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Spelling & woordenschat (HA2)

'leren door lezen'

(bij: Nieuw Nederlands, Hoofdstuk 1)

Lenen via de bibliotheek

of kopen via:

https://kleineuil.nl/boeken/de-lijst/  

Maak een korte zin met een vergelijking.
Gebruik 'huis' als object.
Kies zelf een beeld voor de vergelijking.

Maak een korte zin met een vergelijking.
Gebruik 'huis' als beeld.
Kies zelf een object voor de vergelijking.

Gebruik woordraadstrategieën:
synoniemen, omschrijvingen, voorbeelden, tegenstellingen, woorddelen...
Wat betekent 'recent'?

1. oud
2. nieuw
3. terugkerend
4. historisch

Gebruik woordraadstrategieën:
synoniemen, omschrijvingen, voorbeelden, tegenstellingen, woorddelen...
Wat betekent 'onderhevig aan'?

1. gebonden aan
2. onafhankelijk van
3. afhankelijk van
4. afgeleid van

Welke vaste vergelijkingen ken je?
Zo nijdig als een spin.
Zo koppig als een ...

1. varken
2. kraai
3. hamster
4. ezel

Welke vaste vergelijkingen ken je?
Leven als God in Frankrijk.
Vechten als een...

1. leeuw
2. beer
3. paard
4. tijger

Hoofdstuk 1, Woordenschat

Opdacht 6: 

Maak de puzzel.

Welk woord komt er uit?

Leestekens

Hoofdstuk 1, spelling

De jongen wachtte, omdat er nog een bus aan kwam rijden.
De komma in deze zin is

1. goed
2. onnodig
3. fout
4. noodzakelijk

Toen ik het bestand kopieerde stond de docent achter mij.
Waar moet de komma?

1. achter 'stond'
2. achter 'kopieerde'
3. nergens
4. achter 'docent'

nog altijd is de buurtwinkel populair hij biedt producten aan voor een lage prijs

Welke leestekens horen in deze zin?

1. komma + punt
2. puntkomma + punt
3. dubbele punt + punt
4. punt + punt

verkleinwoorden

Wat is het verkleinwoord van baby?

1. babytje
2. babietje
3. baby'tje
4. kleine baby

Renske zei dat Ellen zo aardig was had ik niet verwacht

Hoeveel leestekens horen in deze zin?

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Dictee

Bekijk eerst het schema werkwoordspelling

(zie opdracht 4, Hoofdstuk 1, Gebiedende wijs)

Ontdek jij de fout?

Dictee

• Pak pen en papier.
• De docent leest 6 zinnen voor.
• Controleer het werk van een klasgenoot.