Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Grammatica: redekundig ontleden (zinsdelen)
Zinsontleding
Redekundig ontleden (zinsdelen)
1 / 44
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
In deze les zitten
44 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Zinsontleding
Redekundig ontleden (zinsdelen)
Slide 1 - Tekstslide
Persoonsvorm
Slide 2 - Tekstslide
Leg uit hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
Slide 3 - Open vraag
Geef de persoonsvorm van de volgende zinnen.
Slide 4 - Tekstslide
Waarom wandelt Elise de avondvierdaagse?
Slide 5 - Open vraag
Sam is vandaag tot 14:05 naar school geweest.
Slide 6 - Open vraag
Wie heeft er een pizza gegeten?
Slide 7 - Open vraag
Soms rijdt mijn broertje door een rood verkeerslicht.
Slide 8 - Open vraag
Onderwerp
Slide 9 - Tekstslide
Hoe kun je het onderwerp in de zin vinden?
Slide 10 - Open vraag
Wat is het onderwerp?
'Samen met jan ben ik wezen zwemmen.'
A
Jan
B
Ik
C
Samen met Jan
D
Er zit geen onderwerp in deze zin.
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Susan gaf Lies een cadeautje.
A
Lies
B
een cadeautje
C
Susan
D
Er zit geen onderwerp in deze zin.
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
De bal vloog door het raam.
A
De bal
B
Het raam
C
Vloog
D
Er zit geen onderwerp in deze zin.
Slide 13 - Quizvraag
Werkwoordelijk gezegde
Slide 14 - Tekstslide
Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Slide 15 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk deel?
Slide 16 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Ik ben aan het voetballen.'
Slide 17 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Ik eet een banaan.'
Slide 18 - Open vraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Josefien heeft een fiets gestolen.'
Slide 19 - Open vraag
Naamwoordelijk gezegde
Slide 20 - Tekstslide
Wat is een naamwoordelijk gezegde?
Slide 21 - Open vraag
Wanneer staat er een naamwoordelijk deel in de zin?
Slide 22 - Open vraag
Hoe kun je het naamwoordelijk
deel vinden?
Slide 23 - Open vraag
Wat is het naamwoordelijke deel?
Katje is een blondine.
A
Katja
B
is
C
een blondine
D
blondine
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het naamwoordelijke deel?
Rob bleek de sterkste wielrenner te zijn.
A
te zijn
B
Rob
C
de sterkste wielrenner
D
bleek
Slide 25 - Quizvraag
Wat is het naamwoordelijke deel?
Amy blijft boos vanavond.
A
vanavond
B
boos
C
blijft
D
Amy
Slide 26 - Quizvraag
Lijdend voorwerp
Slide 27 - Tekstslide
Hoe kun je het lijdend voorwerp vinden?
Slide 28 - Open vraag
Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'
A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 29 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
'Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.'
A
Razend
B
de leraar
C
een krijtje
D
het lokaal
Slide 30 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
Peter
B
gisteren
C
zijn scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 31 - Quizvraag
Het meewerkend voorwerp
Slide 32 - Tekstslide
Welke vraag kun je stellen om het meewerkend voorwerp te vinden?
Slide 33 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
Johan gaf zijn vriendin een nieuw horloge.
A
Johan
B
een nieuw horloge
C
zijn vriendin
D
gaf
Slide 34 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
Bram schonk een glas cola voor Rik in.
A
Bram
B
voor Rik
C
Rik
D
een glas cola
Slide 35 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
De boekhandelaar heeft hem dat boek voor niets gegeven.
A
hem
B
De boekhandelaar
C
voor niets
D
dat boek
Slide 36 - Quizvraag
Voorzetsel voorwerp
Slide 37 - Tekstslide
Wat is een voorzetsel voorwerp?
Slide 38 - Open vraag
Wat is het voorzetsel voorwerp?
De leerlingen hopen op uitval.
A
hopen
B
De leerlingen
C
op uitval.
D
hopen op
Slide 39 - Quizvraag
Wat is het voorzetsel voorwerp?
Mijn broertje is bang voor muizen.
A
voor muizen.
B
bang
C
muizen
D
Mijn broertje
Slide 40 - Quizvraag
De bijwoordelijke bepaling
Slide 41 - Tekstslide
Op welke vragen geeft de bijwoordelijke bepaling antwoord?
Slide 42 - Open vraag
Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Gisteren heb ik aan Willem moeten denken.
A
Ik
B
aan Willem
C
gisteren
D
moeten denken
Slide 43 - Quizvraag
Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Tijdens de pauze renden de brugklassers schreeuwend door de aula.
Slide 44 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
Grammatica: redekundig ontleden (zinsdelen)
5 dagen geleden
- Les met
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Grammatica; Redekundig ontleden les 2
April 2024
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
1.7 herhalen zinsdelen les 2
Januari 2025
- Les met
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Zinsontleden
Mei 2024
- Les met
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden OP oefenen
Januari 2025
- Les met
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden OP oefenen
Januari 2025
- Les met
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Les 6 - 3
4 dagen geleden
- Les met
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Les 11 - Grammatica zinsdelen
Juni 2022
- Les met
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1