oefentoetsje thema 3

Een kruidachtige plant blijft stevig door:
A
skelet
B
houtcellen
C
volle vacuole
D
spieren
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Een kruidachtige plant blijft stevig door:
A
skelet
B
houtcellen
C
volle vacuole
D
spieren

Slide 1 - Quizvraag

Wat is de functie van de bladgroenkorrels?
A
Ze zorgen voor stevigheid
B
Ze maken energie
C
Ze bewaren DNA
D
Er kan water in.

Slide 2 - Quizvraag


Wat is de plantencel?
timer
0:20
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een celwand?
A
Dat is een stevig laagje om een dierlijke cel
B
Dat is een stevig laagje om een plantaardige cel
C
Dat is een stevig laagje om de menselijke cel
D
Dat is een stevig laagje om de plant./dierl. cel

Slide 4 - Quizvraag

Wat kunnen cellen doen doordat zij bladgroenkorrels hebben? (wat doen bladgroenkorrels dus?)
A
Bewegen
B
Fotosynthese
C
Stoffen verbranden
D
Voortplanten

Slide 5 - Quizvraag

tot de stam van de gewervelden behoren de volgende 5 klassen
A
vissen, katachtigen, amfibieën, vogels, zoogdieren
B
vissen, krokodillen, amfibieën, vogels, zoogdieren
C
vissen, zoogdieren, amfibieën, reptielen, vogels
D
vissen, eencelligen, zoogdieren, reptielen en vogels

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekend het begrip 'tweezijdig symmetrisch'?
A
drie of meerdere kanten hetzelfde
B
alle kanten ongelijk
C
twee kanten hetzelfde
D
a-symmetrisch

Slide 7 - Quizvraag

Insecten, kreeftachtige, spinachtige en veelpotige zijn allemaal
A
Ongewervelde dieren
B
Geleedpotige dieren
C
Zoogdieren
D
Amfibieën

Slide 8 - Quizvraag

Inwendig skelet
Wat is waar?
A
1. stevige delen in het lichaam 2. bieden stevigheid en bescherming
B
1. stevige delen buiten het lichaam 2. bieden soepelheid
C
1. soepele delen in het lichaam 2. bieden soepelheid en bescherming
D
1. losse onderdelen in het lichaam 2. bieden bescherming

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van gewervelde dieren?
A
ze hebben allemaal dezelfde kleur
B
ze hebben allemaal evenveel poten
C
ze hebben een wervelkolom
D
ze hebben allemaal dezelfde vacht

Slide 10 - Quizvraag


Een dierlijke cel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern -GEEN celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het cytoplasma van een cel?
A
afval van de cel
B
de stroperige vloeistof binnen de cel
C
de stroperige vloeistof rond de cel
D
de laag om de cel

Slide 12 - Quizvraag

Uitwendig skelet
Wat is waar?
A
1. Stevige delen aan de buitenkant van het lichaam 2. Biedt stevigheid en bescherming
B
1. Stevige delen aan de binnenkant van het lichaam 2. Biedt stevigheid en bescherming
C
1. Stevige delen aan de buitenkant van het lichaam 2. Biedt soepelheid
D
1. losse onderdelen in het lichaam 2. biedt bescherming

Slide 13 - Quizvraag

Welke stam van de gewervelden is levendbarend?
A
Vogels
B
Zoogdieren
C
Reptielen
D
Vissen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is determineren?


A
Het ordenen van soorten met behulp van afbeeldingen.
B
Het op naam brengen van soorten met behulp van afbeeldingen.
C
Het op naam brengen van soorten met behulp van kenmerken.
D
Het ordenen van soorten met behulp van kenmerken

Slide 15 - Quizvraag

Welke functie heeft het celmembraan?
A
Regelt alles wat er in de cel gebeurt
B
Regelt de opname en afgifte van stoffen
C
Geeft de cel stevigheid

Slide 16 - Quizvraag

In veel cellen zit een celkern, de functie van deze celkern is:
A
zorgen voor stevigheid
B
zorgen voor fotosynthese
C
regelen van alles wat er in de cel gebeurt
D
zorgen voor transport

Slide 17 - Quizvraag