Betalingsbalans

De betalingsbalans

In deze lessonUp worden verschillende termen die betrekking hebbenop de betalingsbalans uitgelegd.

Verder komt natuurlijk aan de orde hoe de betalingsbalans er uit ziet.

Ook wordt er ingegaan op het verband tussen de betalingsbalans en de wisselkoers.


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De betalingsbalans

In deze lessonUp worden verschillende termen die betrekking hebbenop de betalingsbalans uitgelegd.

Verder komt natuurlijk aan de orde hoe de betalingsbalans er uit ziet.

Ook wordt er ingegaan op het verband tussen de betalingsbalans en de wisselkoers.


Slide 1 - Tekstslide

Geldstromen

Op een betalingsbalans staan alleen geldstromen van en naar het buitenland. Als het geld het land uitgaat, staat het op de uitgavenkant. Als er geld het land inkomt, staat het op de ontvangstenkant.

Slide 2 - Tekstslide

Actieve betalingsbalans

Actieve betalingsbalans:

ontvangstenkant is groter dan uitgavenkant.

Er is per saldo meer geld het land ingekomen dan uitgegaan, er is dus een overschot.

De deviezenreserves (valutareserves) zijn dus toegenomen.

Slide 3 - Tekstslide

Passieve betalingsbalans

Passieve betalingsbalans:

ontvangstenkant is kleiner dan uitgavenkant.

Er is per saldo minder geld het land ingekomen dan uitgegaan, dus er is een tekort.

De deviezenreserves (valutareserves) zijn dus afgenomen.

Slide 4 - Tekstslide

Overschot & tekort

Een groter wordend overschot, of een kleiner wordend tekort, heet een verbetering van de betalingsbalans.

Andersom, een verslechtering van de betalingsbalans, betekent dat het tekort groter wordt, of het overschot afneemt.

Slide 5 - Tekstslide

Onderdelen van de betalingsbalans
De betalingsbalans bestaat uit de lopende rekening (= LR; met 4 deelrekeningen) + de kapitaalrekening + de salderingsrekening

Slide 6 - Tekstslide

De lopende rekening bestaat uit 4 deelrekeningen:

1) Goederenrekening: hier staan alle geldstromen op die te maken hebben met export en import van goederen.

2) Dienstenrekening: hier staan alle geldstromen op die te maken hebben met export en import van diensten.

Slide 7 - Tekstslide

3) Primaire inkomensrekening: hier staan alle geldstromen op die men krijgt omdat men een productiefactor levert en die dus behoren tot de primaire inkomens op (dus loon, huur, rente, pacht en winst).

4) Inkomensoverdrachtenrekening: hier staan alle geldstromen op waar de ontvangen geen (directe) tegenprestatie (productiefactor) voor hoeft te leveren.

Slide 8 - Tekstslide

Kapitaalrekening: Hier staan de investeringen en beleggingen van het buitenland of in het buitenland op.

Salderingsrekening:
 Als de inkomstenkant groter is dan de uitgavenkant, komt er dus per saldo meer geld binnen. Dit saldo wordt geboekt op de salderingsrekening, aan de kant die het kleinst is. Zo ontstaat er materieel evenwicht. 
Als de uitgavenkant groter is dan de inkomstenkant, gaat er dus per saldo meer geld het land uit. Dit saldo wordt geboekt op de salderingsrekening, aan de inkomstenkant (want die is het kleinst). 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld: overschot op de BB
Wanneer een land een overschot op de betalingsbalans heeft, ontvangt het land in meer geld uit het buitenland dan dat zij in die periode moeten betalen aan het buitenland. 
Er wordt dan per saldo geld ontvangen uit het buitenland.

Slide 11 - Tekstslide

Iedereen die geld ontvangt uit het buitenland wil graag betaald worden in de eigen munt. Daarom moet het buitenland haar eigen munten omruilen. Die vreemde valuta komen op die manier terecht in de valutareserve bij de Centrale Bank.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld: tekort op de BB
Wanneer een land een tekort op de betalingsbalans heeft, moet het in die periode meer betalen aan het buitenland dan zij in die periode ontvangen uit het buitenland. 
Er moet dus per saldo betaald worden aan het buitenland.

Slide 13 - Tekstslide

Voor die betaling aan het buitenland moet het land de munt hebben van degene die het geld wil ontvangen.
Die vreemde valuta zitten in de valutareserve bij de Centrale Bank.
Een land kan daarom niet permanent een tekort op de betalingsbalans hebben, omdat op een gegeven moment de voorraad vreemd geld op raakt. Een tekort kan dan alleen nog maar als het andere land het accepteert als een schuld.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Oefenopgave 1: betalingsbalans
Hieronder staat een aantal gegevens m.b.t. een BB:
Export goederen                                              155 miljard
Import goederen                                              145 miljard
Saldo dienstenrekening                                 + 5 miljard
Ontvangen primaire inkomens                    50 miljard
Betaalde primaire inkomens                         35 miljard
Ontvangen inkomensoverdrachten              5 miljard
Betaalde inkomensoverdrachten                 25 miljard
Saldo van de kapitaalrekening                    - 20 miljard
 

Slide 17 - Tekstslide

Geef antwoord op de volgende vragen:

a) Is er per saldo meer uitvoer of meer invoer van diensten geweest?
b) Hoeveel bedraagt het handelsoverschot of –tekort?
c) Hoeveel bedraagt het saldo op de lopende rekening?
d) Is er een (materieel) overschot of (materieel) tekort op de betalingsbalans? Hoeveel bedraagt dit overschot of tekort?
e) Met hoeveel veranderen de officiële reserves? 

Slide 18 - Tekstslide

Uitwerking oefenopgave 1
a) Er is meer geld ingekomen dan er uitgegaan; er is dus meer uitvoer dan invoer geweest.

b) Export goederen – import goederen 
= 155 miljard – 145 miljard = 10 miljard.
Saldo diensten = 5 miljard
Handelsoverschot = 10 + 5 = 15 miljard

Slide 19 - Tekstslide

c)  Goederenrekening:                                                 + 10 miljard
      Dienstenrekening:                                                   +  5 miljard
      Inkomensrekening: 50 – 35 =                             + 15 miljard
      Inkomensoverdrachtenrekening: 5 – 25 =    - 20 miljard
                              saldo lopende rekening:                + 10 miljard

Slide 20 - Tekstslide

d)    Saldo lopende rekening:                 + 10 miljard
        Saldo kapitaalrekening:                    - 20 miljard
        Saldo betalingsbalans: 10 – 20 = - 10 miljard (materieel tekort)

e) Er is 10 miljard meer uitgegaan dan binnengekomen: de officiële reserves zijn dus gedaald met 10 miljard.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Veranderingen betalingsbalans
Er zijn veel geldstromen die geboekt worden op de betalingsbalans en dus ook veel oorzaken voor een verandering van de betalingsbalans. 
Er zijn twee grote oorzaken: de internationale concurrentiepositie en de rente.

Slide 24 - Tekstslide

Internationale concurrentiepositie: Dit geeft aan hoe de prijs en kwaliteit van de producten van het land zich verhouden tot de producten uit het buitenland. Als in land A bijvoorbeeld meer inflatie is dan in land B, worden de producten van land A dus duurder en zal land B minder importeren vanuit A. De export van A daalt, waardoor de lopende rekening van de betalingsbalans zal verslechteren. Ook een stijging van de wisselkoers van de munt van land A ten opzichte van de munt van land B zal de producten van A in land B duurder maken. Ook dit verslechtert dus de concurrentiepositie van land A.

Slide 25 - Tekstslide

Rente: beleggers beleggen in het land met de hoogste rente (wie zien hier even af van risico). Als in een land de rente dus stijgt, zal er kapitaal van beleggers naar dit land gaan en zal dus de kapitaalrekening verbeteren. 

Overigens moet je er wel aan denken dat wanneer de rente wordt uitbetaald, de uitgavenkant van de inkomensrekening stijgt, en dus de lopende rekening op termijn zal verslechteren.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video