In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Planning van de les:
Dagopening
Lezen (10 minuten)
Theorie spelling H5
Opdrachten maken
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Aan het einde van deze les:
kan je een bijvoeglijk naamwoord herkennen;
weet je hoe je de lange en korte vorm spelt;
kun je onvoltooide en voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord spellen
Spelling H5 - bijvoeglijk naamwoord
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
Die gekke Tommy gooide zijn nieuwe iPhone zo in de grijze afvalbak.
Slide 3 - Open vraag
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord (zn).
B1C is een leuke klas.
Die grappige Jonathan weet het altijd beter.
Ons vakantiehuis is prachtig.
Slide 4 - Tekstslide
Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Vaak komt er een -e achter het woord (lange vorm), maar niet altijd (korte vorm).
Een leuke klas / De klas is leuk.
De grappige jongen / De jongen is grappig.
Het prachtige vakantiehuis / Een prachtig vakantiehuis.
Slide 5 - Tekstslide
Wanneer kort? Wanneer lang (met -e)?
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Een mooi meisje Een mooie jongen
Een groot huis Een grote flat
Waarom is dat? Overleg in je duo. Wat zijn volgens jullie de regels?
Slide 6 - Tekstslide
Wanneer kort? Wanneer lang (met -e)?
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Na het lidwoord ‘een’ als het woord onzijdig is (een het-woord is) Een groot vakantiehuis // Een mooi gerecht
Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat. Die scholier is fantastisch. // Het huis is schitterend.
Slide 7 - Tekstslide
Wanneer lang (met -e)?
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Na het lidwoord ‘de’ en ‘het’. De grote jongen // Het mooie gerecht
Na het lidwoord ‘een’ als het woord mannelijk of vrouwelijk is (een de-woord is). Een leuke vriendin // Een fantastische show
Als er geen lidwoord voor een woord in het meervoud staat. Slimme leerlingen // Grote groepen
Slide 8 - Tekstslide
Hoe schrijf je de lange vorm?
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Zet een -e achter het woord: mooi, mooie / fijn, fijne
Verdubbel de laatste letter en zet een -e achter het woord: fris, frisse / glad, gladde / wit, witte
Haal een a, e, o of u weg en zet een -e achter het woord: traag, trage / leeg, lege / dood, dode / zuur, zure.
Verander een -f in een -v- of een -s in een -z- en zet een -e achter het woord: lief, lieve / naïef, naïeve / grijs, grijze / vlekkeloos, vlekkeloze
Slide 9 - Tekstslide
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Is het bijvoeglijk naamwoord een materiaal (stof), dan schrijf je het bijna altijd met -en.
De gouden beker
De papieren versie
Het katoenen shirtje
De wollen sjaal
Let op: bij 'moderne stoffen' en stoffen met een naam geleend uit een andere taal is er vaak geen uitgang met -en.
De plastic stoel
De suède jas
De corduroy broek
Slide 10 - Tekstslide
Wanneer schrijf je ch en wanneer g?
Sommige woorden schrijf je met ch, andere woorden met g. Je moet dit simpelweg leren door te lezen en te oefenen met spellen. Er zijn meer woorden met een g, dus onthoud vooral de woorden met ch.
Eén handige tip: hoor je een s voor de g-klank, dan schrijf je altijd sch.
Spelling -ch - g - gg
Slide 11 - Tekstslide
Ik kan (stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden correct spellen
😒🙁😐🙂😃
Slide 12 - Poll
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
- Van voltooide en onvoltooide deelwoorden kun je een bijvoeglijk naamwoord maken.
Wat zijn dat ook al weer?
Slide 13 - Tekstslide
Ik weet wat een (on)voltooid deelwoord is.
Ja
Nee
Ik twijfel
Slide 14 - Poll
(on)voltooid deelwoord
- Werkwoorden die aangeven of iets voltooid of onvoltooid is.
passen - passend (od) - gepast (vd)
lopen - lopend (od) - gelopen (vd)
Een onvoltooid deelwoord kan iets zeggen over een bn!
Slide 15 - Tekstslide
(on)voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
- Een gepast truitje
- Een verwoestend vuur
- Een verbrande pizza
- Een vergrotend effect
- Een bezette stoel
- Het bekladde behang
Je spelt het zo kort mogelijk, tenzij de uitspraak verandert.
Slide 16 - Tekstslide
Vul in: Het ...... meisje (verwennen)
Slide 17 - Open vraag
Vul in: Het ...... meisje (verwennen)
Slide 18 - Open vraag
Vul in: De ...... foto(vergroten)
Slide 19 - Open vraag
Aan de slag!
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Hoofdstuk 5 - Spelling - twee onderdelen
Opdracht 1 t/m 5
LET OP je percentage. Stel vragen als je fouten maakt die je niet begrijpt.