2GA Directe rede en indirecte rede 08/03/2022

Lees even fijn in je boek !
timer
3:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lees even fijn in je boek !
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik vorige les

  • Je hebt geleerd wat samentrekkingen zijn en hoe je deze
      schrijft.
  • Je hebt geleerd wanneer je een apostrof schrijft  (komma in 
      de lucht)

Slide 2 - Tekstslide

Toets Grammatica Blok 3 en 4

Heel veel succes !

Slide 3 - Tekstslide

Dictee : opdracht 7
1 Alex’ scooter maakte zo veel kabaal dat de koffiekopjes en -schoteltjes in de kast rammelden.
2 De suppoost van het museum dacht de dief herkend te hebben, maar de verdachte bleek over een goed alibi te beschikken.
3 In de krant heeft een recensent geschreven dat de zanger vooral Michael Jackson probeert te imiteren.
4 Een lange lap tekst zonder alinea’s roept bij veel lezers irritatie op.
5 Maike is een schattebout, maar ze gedraagt zich als een marionet van haar vrienden.
6 Een pony’tje is misschien leuk in het kleuter- en lager onderwijs, maar middelbare scholieren kunnen beter op een groot paard rijden.
7 Bij natuurkunde kregen we een A4’tje waarop stond hoe je het faseverschil berekent.
8 Met een licht voor- en nagerecht was het driegangendiner perfect in balans.
9 Onder de nieuwe abonnees wordt een sterrenkijker verloot.
10 Het meisje dat vroeger uitgebreid liep te flaneren, durft amper nog naar buiten nu ze wordt gestalkt.


Slide 4 - Tekstslide

De inkoop en verkoop van boeken (dit kan korter, namelijk:)

Slide 5 - Open vraag

De grote knuffels en kleine knuffels (dit kan korter, namelijk:)

Slide 6 - Open vraag

(In)directe rede

Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) - aanhalingstekens

  • Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel in de vaatwasser.'


Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - 

geen aanhalingstekens

  • Vader zei dat hij de vuile borden wel in de vaatwasser zou zetten.'

Slide 7 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt.  Je citeert.
Om het citaat (dat wat letterlijk  wordt gezegd) zet je aanhalingstekens. 
Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
- Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'

Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt, maar een komma.
- 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



Slide 8 - Tekstslide

In de indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Plaats leestekens en hoofdletters
1. carlo zei vanmiddag mogen we bij mij thuis gamen
2. dini vraagt aan haar teamleden waar is de ballentas
3. mijn moeder zei je moet om acht uur thuis zijn
4. ik vroeg mijn zusje wat wil je voor je verjaardag hebben

Even in 5 minuten in je schrift opschrijven.

Slide 10 - Tekstslide

Antwoorden:

Slide 11 - Tekstslide

Wat valt je op?

Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen.


Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen.

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 13 - Tekstslide

Komma (blz. 243)
Je gebruikt een komma om een zin beter leesbaar te maken. 
Je zet een komma:
  • tussen twee persoonsvormen of gezegdes
  • tussen twee bijvoeglijke naamwoorden die je van plek kunt wisselen
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en / of)
  • Voor een naam, aanhef of uitroep aan het begin van de zin
  • na een naam, aanhef of uitroep aan het eind van de zin
  • voor maar, want, omdat, doordat, tenzij, terwijl, mits, zodat

Slide 14 - Tekstslide

Tussen 2 persoonsvormen of gezegdes
Tussen 2 persoonsvormen:
Als jij nou je spullen verzamelt, pak ik vast de fietsen.

Tussen 2 gezegdes:
Toen ik had gegeten, voelde ik me meteen fitter.
Deze lange samengestelde zin heeft 2 persoonsvormen dus ook 2 verschillende gezegdes.

Slide 15 - Tekstslide

Tussen bijvoeglijke naamwoorden
Als je twee bijvoeglijke naamwoorden achter elkaar kunt wisselen van plek, zet je een komma. Voorbeeld:

Marieke heeft de grote, bruine kast opgeruimd.
Marieke heeft de bruine, grote kast opgeruimd. 

Slide 16 - Tekstslide

Voor of na een naam, aanhef of uitroep
Maikel, loop eens een beetje door! (na een naam)

Geachte mevrouw Jansen (na een aanhef van een brief bijvoorbeeld)

Schiet op, zo komen we te laat. (na een uitroep)

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag :
Opdracht 1, 2 en 3
(blz. 241, 242 en 243)




Slide 18 - Tekstslide