Begroetingsrituelen

Omgangsvormen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Omgangsvormen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan het verschil uitleggen tussen verbale en non-verbale communicatie.
Ik kan 2 open en 2 gesloten vragen bedenken.
Ik kan het verschil uitleggen tussen formele en informele taal.
Ik kan voordoen hoe je mensen een welkom gevoel geeft.
Ik kan minimaal 3 verschillende begroetingsrituelen benoemen.


Slide 2 - Tekstslide

Communicatie
Verbaal = met woorden
Non-verbaal = lichaamstaal

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Vragen stellen
Open vragen
Vragen waarbij je de ruimte krijgt om te antwoorden

Gesloten vragen
Vragen waarbij je alleen een kort antwoord kunt geven

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden
Voorbeeld open vraag:
Wat kan ik voor u betekenen?
Wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe?

Voorbeeld gesloten vraag: 
Heeft u een afspraak? 
Werkwoord of keuzevraag

Slide 6 - Tekstslide

Actief luisteren
Kijk de bezoeker aan
Knik even om te laten weten dat je het begrepen hebt
Stel vragen voor beter begrip
Geef een korte samenvatting
Laat de bezoeker uitpraten
Ga niet je eigen verhaal vertellen

Slide 7 - Tekstslide

Taal
Formeel = Taal volgens de regels, zakelijke taal
voorbeeld: Welke datum schikt u?

Informeel = Taal die je dagelijks gebruikt
voorbeeld: Hé, hoe gaat ie?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

U bent welkom!
Netjes begroeten
Maak oogcontact
Stel jezelf voor
Houd de deur open
Vraag waarvoor de bezoeker komt
Help de bezoeker uit de jas
Bied de bezoeker iets te drinken aan

Slide 15 - Tekstslide

Maken
Vanaf bladzijde 186:
4.09 t/m 4.12
4.14 t/m 4.17
Klaar? Controle bij docent en test jezelf bij Uitgeversgroep

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik kan het verschil uitleggen tussen verbale en non-verbale communicatie.
Ik kan 2 open en 2 gesloten vragen bedenken.
Ik kan het verschil uitleggen tussen formele en informele taal.
Ik kan voordoen hoe je mensen een welkom gevoel geeft.
Ik kan minimaal 3 verschillende begroetingsrituelen benoemen.


Slide 17 - Tekstslide