Spelling 5.8 dec 22 jan

Spelling 5.8
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling 5.8

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
klassikaal: vandaag herhalen we het voltooid deelwoord 5.8
                       & het leren we het bijvoeglijk naamwoord

Aan het einde van de les is het voltooid deelwoord opgefrist en weet hoe je het bijvoeglijk naamwoord schrijft!

Slide 2 - Tekstslide

Wat is ook alweer het voltooid deelwoord?

Slide 3 - Woordweb

Voltooid deelwoord
  • Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-
  • Er staat altijd een vorm van hebben of zijn voor
  • Het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord eindigt meestal  -en 
Ik ben naar huis gereden
Hij heeft in zee gezwommen

Slide 4 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindig 
op t of d
Hoe zat dat ook alweer met het 't kofschip? 


Slide 5 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
De rekening is betaald. De betaalde rekening 
hele werkwoord zonder 'en' 
betaal 

zit de l in het kofschip
dus...   ik heb betaal............


Slide 6 - Tekstslide

Maar...er zijn ook voltooid deelwoorden die met be-, ge, her-, ver- of ont- beginnen

Slide 7 - Tekstslide

voorbeelden....
Ik heb me bedacht
Ik heb genoten
De Tweede Wereldoorlog wordt herdacht
Ik  heb heerlijk ontbeten

Slide 8 - Tekstslide

wat is correct?
Chris heeft gister een wedstrijd (tennissen)
A
getennisd
B
getennist
C
getenist

Slide 9 - Quizvraag

wat is correct?
Vanochtend heeft Jan op het voetbalveld (voetballen)
A
gevoetbald
B
gevoetbalt
C
gevoetballd

Slide 10 - Quizvraag

wat is correct?
Vanochtend heeft Mo met zijn moeder (schilderen)
A
geschilderd
B
geschildert
C
verschilderd

Slide 11 - Quizvraag

wat is correct?
Gister is Jaap naar school (fietsen)
A
gefietst
B
gefietsd

Slide 12 - Quizvraag

wat is eigenlijk een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 13 - Woordweb

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord staat vaak tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord.
- de dure voetbal
- het grote team
- een ernstige blessure

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Tekstslide

Gebruik je lidwoorden de of  het
hoort het bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord met lidwoord de of het (de appel, de juf, de leerling, het schaap, het gerecht).......
dan zet je er gewoon een "e" achter

de appel, de lekkere appel
de juf, de aardige juf :-)
de leerling, de lieve leerling
het schaap, het wollige schaap
het gerecht, het heerlijke gerecht

Slide 16 - Tekstslide

maar wanneer het met lidwoord "het begint" 

het mes, het scherpe mes, maarrrrr  een scherp mes
het schrift, het zwarte schrift, maarrrr een zwart schrift
het vliegtuig, het rode vliegtuig, maarrrr een rood vliegtuig


Slide 17 - Tekstslide

Morgen toets woordenschat
`
Nog vragen?

Slide 18 - Tekstslide

deze week 5.8 af hebben

Slide 19 - Tekstslide