5.8 Spelling | deel 2

5.8 Spelling
Bijvoeglijk naamwoord
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

5.8 Spelling
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel van vandaag 
In deze paragraaf leer je:
  • Hoe je het voltooid deelwoord spelt;
  • Hoe je het bijvoeglijk naamwoord spelt;
  • acht dicteewoorden.

Slide 2 - Tekstslide

VANDAAG IN DE LES 

Toets spelling
29 november

Herhalen
voltooid deelwoord
Vandaag
Het bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig werken

Terugblik
Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 3 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord

Slide 4 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (1)
Het voltooid deelwoord (vd) is een vorm van het werkwoord. Het staat vaak achteraan in de zin. Een voltooid deelwoord begint met ge-, be-, her-, ver- of ont-.
In een zin met een voltooid deelwoord staat meestal een pv van hebben, zijn of worden.

Wij zijn naar huis gelopen
Zijn = pv
gelopen = voltooid deelwoord 

Hij heeft het zich herinnerd
Heeft = pv
herinnerd = voltooid deelwoord
PV = persoonsvorm
Ook wel het werkwoord in de zin.

Slide 5 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (2)
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden schrijf je zoals je het zegt.
- We hebben heerlijk geslapen.
- Dat had ik nooit gedacht!


Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op -d of -t.
Maak het woord langer. Dan hoor je of het -d of -t moet zijn.
- Ik heb een voldoende voor Nederlands gehaald. (de gehaalde voldoende)
- Zij heeft het cadeau ingepakt. (het ingepakte cadeau)

Sterke werkwoorden veranderen van klank, zwakke werkwoorden kunnen dit niet. 

Slide 6 - Tekstslide

Een voltooid deelwoord:
A
is sowieso verleden tijd
B
dan is de pv altijd een vorm van 'zijn, worden of hebben'
C
antwoord A, B en D
D
kan eindigen op een 't', een 'd' en 'en'

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn voltooid deelwoorden?
A
schrijven
B
gedacht
C
overkomen
D
verteld

Slide 8 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord (bn) hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord:
de maaltijd – de gezonde maaltijd
het mes – het scherpe mes

• Hoort het bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord met het lidwoord de? Dan eindigt het bijvoeglijk naamwoord op -e, ook als je het lidwoord een gebruikt:
de gezonde maaltijd – een gezonde maaltijd
• Hoort het bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord met het lidwoord het? Dan eindigt het bijvoeglijk naamwoord ook op -e. Maar: je schrijft géén -e als je het lidwoord een gebruikt.
het scherpe mes – een scherp mes




ZN = mensen, dieren en dingen. 

Slide 10 - Tekstslide

'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden.

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord

Slide 11 - Quizvraag

Sleep alle woorden naar het juiste vak.
Dit is een bijvoeglijk naamwoord.
Dit is geen bijvoeglijk naamwoord.
huis
leuk
buurt
Rheeze
verbaasd
ronde
ramen
geverfde

Slide 12 - Sleepvraag

Zelfstandig werken
Ga naar de digitale omgeving van talent
Hoofdstuk 5 paragraaf 8 (5.8 spelling)
Klassikaal maken we:
opdracht 5 t/m 8




timer
20:00
Huiswerk
Voor morgen
opdracht 5 en lezen leertekst bijvoeglijk naamwoord -> zie lesstof

Slide 13 - Tekstslide