3K QUIZ ZINSONTLEDING T/M LV

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Zinsontleding

Alle kinderen van het Kempenhorst College vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:

1. kinderen
2. vinden
3. persoonsvorm
4. deze

In welke volgorde moet je een zin ontleden?

1. o - pv - zinsdelen - wg - lv
2. pv - wg - zinsdelen - o - lv
3. zinsdelen - o - lv - pv - wg
4. pv - zinsdelen - wg - o - lv

Wat houdt het werkwoordelijk gezegde in?

1. persoonsvorm
2. persoonsvorm + onderwerp
3. persoonsvorm + voltooid deelwoord
4. alle werkwoorden uit de zin

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

1. Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + persoonsvorm
2. Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
3. Werkwoordelijk gezegde + onderwerp
4. Onderwerp + persoonsvorm + wie/wat

Het antwoord op de vraag:
wie / wat + wg is het......

1. onderwerp
2. werkwoordelijk gezegde
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Kun jij het lijdend voorwerp
in die zin vinden?

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

1. jij
2. het lijdend voorwerp
3. in die zin
4. kan vinden

Woordsoorten

Welke lidwoorden zie je in onderstaande zin?

Op 't schoolplein staan twee moeders te kletsen.

1. geen lidwoorden
2. op
3. 't
4. te

MAN, AUTO, SCHOOL, KIND
Dat zijn ............

1. werkwoorden
2. bijvoeglijke naamwoorden
3. telwoorden
4. zelfstandige naamwoorden

tussen, op, naast, onder, bij, van.

Dit zijn:

1. lidwoorden
2. voorzetsels
3. telwoorden
4. bijvoeglijke naamwoorden

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden in de volgende zin: Het grote huis is van steen.

1. huis grote
2. grote steen

Jagers
Jagers zijn grote zeevogels die ook in Antarctica broeden. Ze azen op de kuikens van keizerspinguïns en eten achtergelaten eieren. Ze eten ook aas en overblijfselen van pinguïnlijken.

Noteer de bijvoeglijke naamwoorden

1. in Antarctica, grote
2. op de kuikens, achtergelaten
3. grote, achtergelaten
4. grote

Wat zijn de voorzetsels in deze zin?

1. hij - naar
2. via - de
3. via - naar
4. hij - de

Wat zijn de 2 telwoorden?
Van de twaalf kinderen heeft Jan de meeste eieren gevonden

1. kinderen / heeft
2. twaalf / jan
3. twaalf / eieren
4. twaalf / meeste

Wat heb je gedaan?
'je' is een ....

1. voorzetsel
2. persoonlijk voornaamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. bijvoeglijk naamwoord