13.2 Gaswisseling

13.2 Gaswisseling
leerdoelen:
5. Je legt uit hoe de gaswisseling in de longblaasjes plaatsvindt.
6. Je herkent de factoren die van invloed zijn op de gaswisselingssnelheid.
7. Je beschrijft hoe het ademcentrum de ademhaling regelt.
8. Je legt uit hoe astma en COPD de gaswisseling beïnvloed. 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

13.2 Gaswisseling
leerdoelen:
5. Je legt uit hoe de gaswisseling in de longblaasjes plaatsvindt.
6. Je herkent de factoren die van invloed zijn op de gaswisselingssnelheid.
7. Je beschrijft hoe het ademcentrum de ademhaling regelt.
8. Je legt uit hoe astma en COPD de gaswisseling beïnvloed. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Bij welk nummer vindt gaswisseling plaats?

A
5
B
8
C
9
D
6

Slide 14 - Quizvraag

Waardoor kan er snel gaswisseling plaatsvinden in de longen?

A
de wand van de luchtpijp is erg dun
B
er zit een laagje slijm in de longblaasjes
C
Het oppervlak van de longblaasjes is groot
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 15 - Quizvraag

In deze bloedvaten vindt gaswisseling plaats met cellen.
A
Haarvaten
B
Slagaders
C
Aders
D
Bij allemaal

Slide 16 - Quizvraag

Kan door roken astma worden veroorzaakt?
En COPD?
A
Alleen Astma
B
Alleen COPD
C
Beide
D
Geen van Beide

Slide 17 - Quizvraag

Bij welke longaandoening worden de luchtwegen nauwer, door samentrekkende spiertjes in luchtpijptakjes?
A
Astma
B
COPD
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 18 - Quizvraag

Hoe heten de zintuigcellen die het CO2 gehalte meten?
A
Thermoreceptoren
B
Drukreceptoren
C
Chemoreceptoren
D
Osmoreceptoren

Slide 19 - Quizvraag

Het ademcentra in je hersenen registreert een lage pH. Waardoor ontstaat dit?
A
Veel O2 in bloed
B
Veel CO2 in bloed
C
Veel afvalstoffen in bloed
D
weinig CO2 in bloed

Slide 20 - Quizvraag

Waar bevinden zich de chemoreceptoren die de CO2 concentratie en de pH meten?
A
Aortaboog
B
Hersenschors
C
Ruggenmerg
D
Hersenstam

Slide 21 - Quizvraag

Hoe komt een insect aan zuurstof?
A
met tracheeën
B
met longen
C
met stigma's
D
met zijn kieuwen

Slide 22 - Quizvraag

Hoe halen amfibieën adem
A
door de huid en longen
B
Via de longen
C
met stigma's
D
Via de kieuwen en de huid. later via de longen en de huid.

Slide 23 - Quizvraag

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

Slide 24 - Tekstslide