Normaal heb je een enkelvoudige zin:
‘Brit tekent in haar schrift.’
Bij samengestelde zinnen zijn er twee zinnen aan elkaar geplakt:
‘Brit tekent in haar schrift en Tessa maakt aantekeningen.’
De zinnen worden aan elkaar geplakt door de toevoeging van een voegwoord zoals:
en, maar, dus, terwijl, toen, omdat, zodat, als, want
Een samengestelde zin kent twee persoonsvormen.
Wat zijn de persoonsvormen in de voorbeeldzin hierboven?