Industriële revolutie 5.4 Feniks

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan je  de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders tijdens de industriële revolutie omschrijven

Aan het einde van de les kan je uitleggen waarom deze omstandigheden zo waren
Planning
DUD-casino
Opening
Lezen van 5.4
Uitleg en vragen over 5.4
(Af)maken van samenvatting en tijdlijn.
Leerdoelen bespreken
Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Tegengestelde belangen
  • De fabriekseigenaren hadden veel geld geïnvesteerd. Dit wilden ze snel terug verdienen en veel winst maken.
  • Aan veel uitgaveposten konden ze weinig veranderen. Zoals de kosten van de machines en de grondstoffen. De lonen konden ze wel verlagen.
  • Er was een groot overschot aan arbeiders. Dus ze konden de arbeiders langer laten werken voor minder geld.
  • De opkomst van fabrieken noem je de Industriële Revolutie

Slide 3 - Tekstslide

Hoezo langer werken voor minder geld?
Vraag en aanbod
Meer arbeiders = meer aanbod
Als arbeiders niet wilden werken kon de fabrikant gewoon andere arbeiders aannemen.
Vrouwen en kinderen werden ook minder betaald dan volwassen mannen.

Slide 4 - Tekstslide

Werkomstandigheden
Nachtarbeid
2 ploegen, de ene overdag 12 uur, de ander 's nachts.
Weinig slaap = weinig concentratie = veel ongelukken, weinig veiligheid

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Streng toezicht en zware straffen
  • De fabrikanten deden weinig om deze situatie te verbeteren.
  • De fabrikanten waren zelf niet vaak aanwezig. Ze hadden opzichters die de baas waren in de fabriek.
  • De opzichters moesten er voor zorgen dat er zoveel mogelijk geld verdient werd. 
  • Er kwamen strenge regels waar de arbeiders zich aan moesten houden.

Slide 7 - Tekstslide

Leefomstandigheden
  • De steden groeiden heel snel.
  • Kleine dorpen was men eerst vooral bezig met landbouw en nijverheid. Door de opkomst van de stoommachines en fabrieken veranderde dit. Urbanisatie
  • Rondom deze fabrieken gingen de arbeiders wonen. Hierdoor groeide de steden.

Slide 8 - Tekstslide

Snel gebouwde wijken
  • Voor een snelgroeiende industriestad was er geen tijd voor een goed uitbereidingsplan.
  • Fabrikanten lieten dicht bij de fabrieken zoveel mogelijk huizen bouwen in op zo min mogelijk ruimte.
  • (Bijna) geen waterleidingen, riolering en afvalverwijdering.
  • Deze wijken werden rommelig en smerig. Hierdoor braken meer ziektes uit.
  • Burgers en fabrieken dumpten afval in rivieren.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Hoe zorgde de fabrikanten ervoor dat ze zoveel mogelijk winst maakten?

Slide 11 - Woordweb

Werkomstandigheden
Leefomstandigheden
Weinig loon
Strenge opzichters
Weinig eten
Boetes voor fouten
Ploegen van 12 uur
Slechte hygiëne
Te kleine huizen te dicht op elkaar
Geen riolering

Slide 12 - Sleepvraag

Wat was het belangrijkste doel van de Fabrikanten?
A
Zoveel mogelijk geld verdienen
B
Zoveel mogelijk producten maken
C
Zoveel mogelijk mensen aan het werk hebben
D
De arbeiders zo goed mogelijk betalen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is GEEN reden voor het toenemende aantal arbeiders
A
Groeiend bevolkingsaantal
B
Minder mensen nodig op de boederij
C
Grotere fabrieken
D
Huisnijverheid werd minder door opkomst fabrieken

Slide 14 - Quizvraag