4M1 Relative Clauses

Welcome everyone! It's been a while since we had to meet like this...
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welcome everyone! It's been a while since we had to meet like this...

Slide 1 - Tekstslide

Last week in class...
... we discussed compound and complex sentences and you made a summary on paper of all the grammar topics you need to know for the Theme 5 and grammar test. 

I have all of those, but they're at school. I took a look at some of them, they looked good!

Slide 2 - Tekstslide

Lesson plan for today
Grammar: relative clauses

You know this is a part of the grammar you need to know for the test, but we haven't really practised yet. Now is the time! 

Slide 3 - Tekstslide

Any idea what a relative
clause is right now?

Slide 4 - Woordweb

Relative clauses
Wanneer je extra informatie over iemand of iets wilt geven, kun je een betrekkelijk voornaamwoord gebruiken. Dit betrekkelijk voornaamwoord grijpt dan terug op het zelfstandig naamwoord dat eerder is genoemd.

I want the dress which the girl over there is wearing.

Slide 5 - Tekstslide

Relative clauses
Who: gebruiken bij personen. Which: gebruiken bij dingen.
That: gebruiken bij personen, dieren en dingen. 

Als je de bijzin kunt weglaten zonder dat de betekenis van de zin verandert, gebruik je who of which.
Als de bijzin nodig is om te begrijpen over wie/wat de zin gaat, dan kun je who/that/which weglaten.

Slide 6 - Tekstslide

Welk betrekkelijk voornaamwoord hoort bij de volgende groepen:
Personen
Dingen
Personen, dieren en dingen
which
that
who

Slide 7 - Sleepvraag

Noteer de bijzin uit de volgende zin:

My friend, who is nineteen, loves driving her car.

Slide 8 - Open vraag

Op welk woord slaat het betrekkelijke voornaamwoord in deze zin?

This is the woman who I saw yesterday.
A
this
B
the woman

Slide 9 - Quizvraag

Which word do you need?

The bag ....... I love is now on sale!
A
who
B
that
C
which

Slide 10 - Quizvraag

Which word do you need?

I want to read the book........you gave me.
A
which, that , who
B
which, that, X
C
who, whose, whom
D
which, that

Slide 11 - Quizvraag

Which word do you need?

We had spaghetti, .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who

Slide 12 - Quizvraag

Which word do you need?

This is Mary, ...
is taking over my job when I leave.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 13 - Quizvraag

Combine using a relative clause:

People live in Scotland. They are called Scots.

Slide 14 - Open vraag

Combine using a relative clause.

The bag was stolen. I bought it yesterday.

Slide 15 - Open vraag

Combine using a relative clause:
My neighbour is an inventor. He is very good-looking.

Slide 16 - Open vraag

So, has your memory been refreshed for this particular subject? Any questions left?

Slide 17 - Woordweb

Thanks for being here, I'll see you online on Thursday!

Slide 18 - Tekstslide