complex: relative clauses

Welcome everyone!
Relative Clauses
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welcome everyone!
Relative Clauses

Slide 1 - Tekstslide

Any idea what a relative
clause is right now?

Slide 2 - Woordweb

Relative clauses
extra informatie staat altijd in een extra stukje zin. 
Dit is een bijzin. 

I want the dress which the girl over there is wearing.
Mandy loves Jason, who is her boyfriend, very much. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de bijzin in deze zin:

That is the man who teaches us French.
A
That is the man
B
who teaches us French

Slide 4 - Quizvraag

Noteer de bijzin uit de volgende zin:

My friend, who is nineteen, loves driving her car.

Slide 5 - Open vraag

Welk betrekkelijk voornaamwoord hoort bij de volgende groepen:
Personen
Dingen
Personen, dieren en dingen
which
that
who

Slide 6 - Sleepvraag

2 typen relative clauses:
Met onmisbare  informatie, zonder die info klopt de zin niet. Hier gebruik je geen komma's
                   She is the girl who won a million euros 

Met extra informatie, zonder die info klopt de zin wel. 
Hier gebruik je wel komma's, maar je mag nooit "that" gebruiken

       My friend, who lives in England, plays the guitar really well.
                   


Slide 7 - Tekstslide

Bij onmisbare / belangrijke informatie kun je het woord which/who ook veranderen in that of weglaten.

Let op! Dan staat er nooit een komma in de zin!
I want the dress which the girl is wearing.

I want the dress that the girl is wearing. 

I want the dress the girl is wearing. 

Slide 8 - Tekstslide

Which word do you need?

The bag ....... I love is now on sale!
A
who
B
that
C
which

Slide 9 - Quizvraag

Which word do you need?

I want to read the book........you gave me.
A
which, that , who
B
which, that,
C
who, whose, whom
D
who, that

Slide 10 - Quizvraag

This is the girl ...... bike was stolen.
A
that
B
who
C
whom
D
whose

Slide 11 - Quizvraag

Is this the pen .... you were looking for?
A
who
B
which
C
where
D
whose

Slide 12 - Quizvraag

Combine using a relative clause:

People live in Scotland. They are called Scots.

Slide 13 - Open vraag

Combine using a relative clause:
The bomb caused a lot of damage. It went off this morning.

Slide 14 - Open vraag

I understand relative clauses and I can use it in a sentence
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll