In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
2V: Bijles Nederlands
dinsdag 29 maart
Slide 1 - Tekstslide
Tussenletters in samenstellingen
Slide 2 - Woordweb
1. Wanneer schrijf je een -s-? 2. Wanneer schrijf je -en-? 3. Wanneer schrijf je -e-?
Slide 3 - Open vraag
SPELLING - TUSSENLETTERS IN SAMENSTELLINGEN
Samenstelling: deur + bel = deurbel. Soms moet je tussen die twee woorden tussenletters toevoegen: -(e)n-, -e-, -s-.
Wanneer voeg je een -s- toe?
Als je in een samenstelling een -s- hoort, schrijf je die ook: weersverwachting.
Soms begint het tweede deel van de samenstelling met een s-klank. Vervang dan het tweede deel door een woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de -s- alleen als je hem bij de vervanging hoort: dorpsstraat, want dorpsplein, maar handschoen, want handcrème
Slide 4 - Tekstslide
SPELLING - TUSSENLETTERS IN SAMENSTELLINGEN
Wanneer voeg je -(e)n- toe?
Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je -en- tussen de woorden: paardenbloem, berenvel.
Wanneer schrijf je geen -(e)n- (soms wel -e-)?
het eerste deel heeft geen meervoud: gerstebier;
het eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is: zonnewijzer;
het eerste deel heeft (ook) een meervoud op -s: gedachtesprong;
het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord: brekebeen, goedemorgen, plattegrond;
het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord: bereleuk.
Slide 5 - Tekstslide
H5: Hoofdletters en aanhalingstekens
Hoofdletter
aan het begin van de zin
bij eigennamen
bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid
Kleine letter
samenstellingen met religieuze feesten
religies en stromingen
windstreken
namen van periodes
namen die niet meer aan de persoon doen denken
soortnamen
Slide 6 - Tekstslide
H5: Hoofdletters en aanhalingstekens
Aanhalingsteken
bij de directe rede/citaten
bij titels
als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis
Slide 7 - Tekstslide
Neem de woorden over en gebruik hoofdletters volgens de regels.
april - middeleeuwen - jarik de boer - bijbelverhaal - beatrixcollege
Slide 8 - Open vraag
Neem de woorden over en gebruik hoofdletters volgens de regels.
west-friesland - engelse drop - mw. e.g. van vliet - de film zwartboek
Slide 9 - Open vraag
Wat is de juiste spelling?
A
brandnetelkaas
B
Brandnetelkaas
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
A
het westen
B
het Westen
C
Het Westen
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
A
van goghstraat
B
Van goghstraat
C
van Goghstraat
D
Van Goghstraat
Slide 12 - Quizvraag
Pak papier of gebruik WORD. Neem de zinnen over en gebruik hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens volgens de regels.
merel wil jij vanavond op sam passen als wij bij de familie van leersum zijn vroeg haar vader
vaak stellen we dingen uit omdat we denken dit kan wel wachten tot morgen
enig riep de opticien uit deze bril van gucci staat u geweldig
in mijn boek het nieuwe dieet vertel ik hoe je snel kunt afvallen zonder hongergevoel zei de franse schrijfster
op de deur van reisbureau holiday hangt een briefje met de tekst wegens omstandigheden gesloten
Slide 13 - Tekstslide
Pak papier of gebruik WORD. Neem de zinnen over en gebruik hoofdletters, leestekens en aanhalingstekens volgens de regels.
‘Merel, wil jij vanavond op Sam passen als wij bij de familie Van Leersum zijn?’, vroeg haar vader.
Vaak stellen we dingen uit, omdat we denken: dit kan wel wachten tot morgen.
’Enig,’ riep de opticien uit, ‘deze bril van Gucci staat u geweldig!’
‘In mijn boek ‘Het nieuwe dieet’ vertel ik hoe je snel kunt afvallen zonder hongergevoel’, zei de Franse schrijfster.
Op de deur van reisbureau Holiday hangt een briefje met de tekst ‘Wegens omstandigheden gesloten’.
Slide 14 - Tekstslide
Spelling werkwoorden
Gebruik onderstaand schema bij het maken van opdracht 7 en 8.
Persoonsvorm > T.T.
> V.T. ik-vorm + te(n)/de(n)
Geen persoonsvorm > voltooid deelwoord ('t Kofschip)
> infinitief (hele werkwoord)
> bijvoeglijk naamwoord (zo kort mogelijk)
> onvoltooid deelwoord ( hele ww + -d)
ik of jij/je erachter = ik-vorm
ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t
mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord
Slide 15 - Tekstslide
Oefenen!
Je maakt de volgende opdracht op papier of in WORD. Na 2/3 minuten kijken we de opdrachten samen na.
Noteer eerst de vorm (pvtt, pvvt, vd, inf, bn) en noteer daarna de juiste spelling.
De NS ... (berichten) de reizigers gisteren te laat over de ontstane vertraging, waardoor ze een uur ... (staan) te ... (wachten) in de kou.
De ... (opscheppen) ravioli was te veel ... (afkoelen), waardoor het eten de gasten niet meer ... (smaken).
... (vinden) je dat de receptionist je vragen inmiddels correct ... (beantwoorden)?
Evelien ... (reageren) verbaasd, als haar vriendin ... (e-mailen) in plaats van appen.
Albert ... (vermoeden) dat zijn zus zich overal mee ... (bemoeien).
Slide 16 - Tekstslide
Wat is de juiste spelling?
De jubilaris moest wel erg lang op zijn ... (beloven) cadeau wachten.
A
belofde
B
beloofde
C
beloofte
D
beloofden
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
De dokter ... (vermoeden) een spoedig herstel van de zieke.
A
vermoed
B
vermoedt
C
vermoet
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
Tijdens zijn debuut heeft de voetballer op zijn uitstekende techniek ... (vertrouwen).
A
vertrouwt
B
vertrouwd
C
vertrouwdt
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
Na enkele dagen ... (staken) de werknemers hun protestactie.
A
staakde
B
staakte
C
staakden
D
staakten
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
Ondanks een flinke verkoudheid heeft Bram bijna niet ... (hoesten)