Fase 2- les 2 schrijven- draaiboekdossier kerntaak 2

Fase 2- les 2 schrijven- draaiboekdossier kerntaak 2 en les interpunctie
Wat ga je leren en doen? 
- hoe is de opmaak van het dossier  van kerntaak 2; (10 min)
- hoe maak ik een automatische inhoudsopgave; (3 min)
- instructie en oefening interpunctie; (10 min)
- uitleg opbouw verslag; (5 min)
- aan het werk met het verslag: let op interpunctie! (20 min)
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Fase 2- les 2 schrijven- draaiboekdossier kerntaak 2 en les interpunctie
Wat ga je leren en doen? 
- hoe is de opmaak van het dossier  van kerntaak 2; (10 min)
- hoe maak ik een automatische inhoudsopgave; (3 min)
- instructie en oefening interpunctie; (10 min)
- uitleg opbouw verslag; (5 min)
- aan het werk met het verslag: let op interpunctie! (20 min)

Slide 1 - Tekstslide

Ik weet hoe je een automatische inhoudsopgave maakt
Ja
Nee
Een beetje, maar niet meer helemaal

Slide 2 - Poll

Samen bekijken format kerntaak 2
Zie map materialen in onze teamstegel (periode 2)

- Laat zien hoe een automatische inhoudsopgave gemaakt wordt(eventueel door student);
- Loop de inleiding door: wat moet er in een inleiding;
- Neem even kort de inhoud van de kerntaak door;
- Wat zijn de knelpunten voor de studenten?

Slide 3 - Tekstslide

Interpunctie?!

Slide 4 - Woordweb

De komma
Het moeilijkste leesteken.

Een komma zorgt ervoor dat je een zin makkelijker kunt lezen.

Het is een rustpunt in de zin.

Slide 5 - Tekstslide

Waarom komma's belangrijk zijn:

Slide 6 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de komma?

1 Zet een komma tussen twee persoonsvormen

2 Zet een komma voor een voegwoord/verbindingswoord/signaalwoord als want, maar, omdat etc.

3 Zet een komma na een naam, aanhef of uitroep aan het begin of einde van een zin.

4. Zet een komma tussen delen van een opsomming (NIET voor en of of)

1 en 2 gaan we even kort doornemen en oefenen

Slide 7 - Tekstslide

Tussen 2 persoonsvormen
1. Zet een komma tussen twee werkwoorden(persoonsvormen die niet bij hetzelfde gezegde horen.

-Nadat Jan een taartje had gegeten, moest hij naar huis. 

Slide 8 - Tekstslide

2. Komma voor een voegwoord
Je schrijft bijna altijd een komma (,) voor een voegwoord.
Dit komt omdat je twee zinnen aan elkaar voegt.

'Want, omdat, dus, zodat, daardoor, enz.

Voor de voegwoorden ’en’ en ’of’ zet je eigenlijk nooit een komma. Een voegwoord kan ook vooraan de zin staan.

Omdat ze te laat was, moest ze nablijven. 

Slide 9 - Tekstslide

Als de winkel sluit ga ik naar huis.

Komma in deze zin?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Waar komt de komma?
A
Ik ben ziek want, ik at mosselen.
B
Ik ben ziek, want ik at mosselen.

Slide 11 - Quizvraag

Waar komt de komma?
A
Ik wil graag leren maar, ik heb geen tijd.
B
Ik wil graag leren maar ik, heb geen tijd.
C
Ik wil graag leren, maar ik heb geen tijd.
D
Ik wil graag leren maar ik heb geen tijd.

Slide 12 - Quizvraag

Waar staat de komma op de goede plek? Er zijn er 2 juist
A
Jolijn, let je op?
B
Let je ook op, Tirza?
C
Vind je deze les leuk Maud?
D
Iris snap je het?

Slide 13 - Quizvraag

Interpunctie: dubbele punt
Ook de dubbele punt geeft aan dat je even moet pauzeren in de zin. Je gebruikt de dubbele punt in drie gevallen.
1. Voor een opsomming.
Het weer was vandaag erg wisselend: regen, sneeuw en ijzel.
2. Voor een citaat.
Eva zei: "Dat vind ik een goed idee."
3. Voor een verklarende of toelichtende opmerking.
Ik heb het erg koud: het regende toen ik op de fiets zat.

Slide 14 - Tekstslide

Verslag schrijven: waar let je op?
- Start altijd met een titel
- Begin met de aanleiding van het verslag: waarom en voor wie schrijf je dit verslag?
- Begin nooit met 'ik'
- Begin ieder nieuw onderwerp op een nieuwe alinea;
- Eindig de laatste alinea met een samenvatting, jouw conclusie van bijvoorbeeld het onderzoek dat gedaan is en een advies o.i.d.
- Helemaal onderaan mag je eindigen met:
Geschreven door: jouw naam en achternaam

Slide 15 - Tekstslide

Aan het werk!
Lever in via Teams--> opdrachten 

Slide 16 - Tekstslide