Punt 2, 3 en 5: voorbeelden
2. Het is een snelle, grote jongen-->
bijvoeglijke naamwoorden3. Hij weet niet of hij brandweerman, agent, piloot of
glazenwasser wil worden later--> opsomming
5. Klaas, wil je ook een stuk taart? --> naam, aanhef
Ga je ook mee zwemmen, Lisa?
Hé, dat lijkt me niet de bedoeling!