Van één lichaamscel worden twee geslachtscellen gemaakt
Willekeurig!
Slide 16 - Tekstslide
Meiose
Meiose
Slide 17 - Tekstslide
Vorige sheet
Heel simpel gezegd: Meiose heeft 2 fasen: I en II
I : De cel kopieert zich en brengt via crossing-over al variaties aan in de genetische 'code' door van de en helft van de streng en de ander helft te mixen
II : de daadwerkelijke halvering van het aantal chromosomen vindt plaats.
Slide 18 - Tekstslide
DNA
Bevat informatie die bepaalt hoe je eruitziet en voor het functioneren van je organen en cellen.
Voor elke eigenschap en elk proces zijn een of meer genen nodig.
Slide 19 - Tekstslide
DNA-sequentie
Volgorde van de basenparen
DNA-sequentie bevat informatie over vormen van een *eiwit (bijv. melanine -> pigment in huid en ogen).
*hierover straks meer.
Slide 20 - Tekstslide
genexpressie
Genen bevatten informatie voor het maken van eiwitten en ze regelen processen.
Eiwitten bepalen kleur, werking, vorm van je lichaam
DNA-volgorde (sequentie) van een gen bevat het recept voor het maken van een eiwit
Slide 21 - Tekstslide
Transcriptie
Bij genexpressie wordt de DNA sequentie afgelezen en gekopieerd. Het gekopieerde stukje DNA noemen we RNA
De vorming van RNA noemen we Transcriptie
Slide 22 - Tekstslide
Ribosomen
Het RNA brengt de informatie naar een ander deel in de cel; het Ribosoom.
Daar wordt de code vertaald en het eiwit geproduceerd. Het maken van eiwit noemen we eiwitsynthese.
Slide 23 - Tekstslide
Spontane mutatie
Bij elke celdeling worden chromosomen gekopieerd
Fouten in een kopie zorgen voor verandering basenvolgorde
Mutatie in geslachtscel of tijdens ontwikkeling embryo zorgt ervoor dat dit in alle lichaamscellen terecht komt
Genetische variatie
Slide 24 - Tekstslide
Dominant en recessief
Homozygoot en heterozygoot
Slide 25 - Tekstslide
Is een eicel ontstaan door mitose of meiose?
A
Mitose
B
Meiose
Slide 26 - Quizvraag
Mitose of meiose?
A
Mitose
B
Meiose
C
Mitose en meiose
D
Niet te zeggen
Slide 27 - Quizvraag
Een cel bevat 21 chormosomen. Is deze cel ontstaan uit mitose of meiose of kun je dit niet met zekerheid zeggen?
A
mitose
B
meiose
C
Dit kun je niet met zekerheid zeggen.
Slide 28 - Quizvraag
Een cel bevat 46 chormosomen. Is deze cel ontstaan uit mitose of meiose of kun je dit niet met zekerheid zeggen?
A
mitose
B
meiose
C
Dit kun je niet met zekerheid zeggen.
Slide 29 - Quizvraag
Wat is een goed woord voor DNA-sequentie ?
A
DNA-streng
B
genexpressie
C
genoom
D
basenvolgorde
Slide 30 - Quizvraag
Het stukje van een DNA molecuul heeft de volgende sequentie: TGCAAA Wat is sequentie van de tegenoverliggende nucleotiden?
A
ACGTTT
B
TTTGCA
C
TGCAAA
D
AAACGT
Slide 31 - Quizvraag
Hoe kan genetische variatie gunstig zijn voor de overlevingskans van een populatie?
Kun je een voorbeeld noemen?
Slide 32 - Tekstslide
Resumerend
De lesdoelen waren:
Je leert wat de begrippen RNA, genexpressie en DNA-sequentie betekenen.
Je kunt uitleggen hoe transcriptie en eiwitsynthese plaatsvinden in de cel.
Je kunt uitleggen hoe genetische variatie toeneemt door spontane mutaties.