Fictie klas 3

Heb jij wel eens een boek gelezen of een film gezien waarin andere culturen voorkwamen? Welke boek/film was dat dan?
1 / 19
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Heb jij wel eens een boek gelezen of een film gezien waarin andere culturen voorkwamen? Welke boek/film was dat dan?

Slide 1 - Woordweb

Wat is een cultuur?
- Gewoonten of (gedragsregels) die bij een volk/stam hoort. 
- Gewoonten neem je mee uit het land van herkomst.

Slide 2 - Tekstslide

Culturen in boeken
Verschillende culturen in Nederland.
Verschillende culturen in de wereld.

Slide 3 - Tekstslide

Culturen in boeken
Verschillende culturen in Nederland.
Verschillende culturen in de wereld.

Kastensysteem
Levensweg staat al vast bij de geboorte.

Slide 4 - Tekstslide

Wat voor personages komen er voor in boek of film?

Slide 5 - Woordweb

Hoofdpersoon

- Belangrijk in het verhaal.
- Het draait om hen.
- Uitgebreide beschrijving.
- Uiterlijk en innerlijk.
- Ontwikkeling

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdpersoon

Bijpersoon
- Belangrijk in het verhaal.
- Het draait om hen.
- Uitgebreide beschrijving.
- Uiterlijk en innerlijk.
- Ontwikkeling
- Noodzakelijk voor het verhaal.
- Ze helpen de hoofdpersoon of juist niet.
- Alleen wat nodig is voor het verhaal wordt beschreven.

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdpersoon

Bijpersoon
Achtergrondpersoon
- Belangrijk in het verhaal.
- Het draait om hen.
- Uitgebreide beschrijving.
- Uiterlijk en innerlijk
- Ontwikkeling
- Noodzakelijk voor het verhaal.
- Ze helpen de hoofdpersoon of juist niet.
- Alleen wat nodig is voor het verhaal wordt beschreven.
- Meestal geen naam
- Kleine rol
- Opvulling
- Maken een situatie realistisch.

Slide 8 - Tekstslide

Waar
Niet waar
In een verhaal heb je alleen maar een hoofdpersoon.
Achtergrondpersonen hebben een kleine rol. 
Bijpersonen zijn nodig in een verhaal. 
Van achtergrondpersonen lees je hun gedachten.

Slide 9 - Sleepvraag

Persoon beschrijven uiterlijk
De schrijver beschrijft hoe iemand eruit ziet. 
Door steeds een klein beetje informatie te geven, creëer je spanning. 
1. De schrijver beschrijft het uiterlijk.
Daar liep hij. Met zijn lange lengte stak hij boven iedereen uit. Zijn donkere haar had hij verstopt in een pet, maar zijn azuurblauwe ogen waren nog steeds oogverblindend mooi. (Titel nog onbekend, Sarah van Hees)
Het uiterlijk = de buitenkant.

Slide 10 - Tekstslide

De schrijver beschrijft hoe iemand eruit ziet.
Door steeds een klein beetje informatie te geven, creëer je spanning.

1. De schrijver beschrijft het uiterlijk.
Daar liep hij. Met zijn lange lengte stak hij boven iedereen uit. Zijn donkere haar had hij verstopt in een pet, maar zijn azuurblauwe ogen waren nog steeds oogverblindend mooi. (Titel nog onbekend, Sarah van Hees)

2. De hoofdpersoon vertelt iets over zichzelf: 'Ik had een lichtblauw overhemd van mijn vader aan, met opgerolde mouwen, en een spijkerbroek.' (Bezoekjaren)

3. Andere zeggen iets over de hoofdpersoon. 'Die brutale blik en tegelijk had ze iets verlegens. Ik viel als een blok voor haar. Het lange blonde haar en die felle groene ogen.' (Bangkok Boy)

Slide 11 - Tekstslide

Ik had een beige jurk aan, met een zwarte panty en zwarte laarzen.
A
De hoofdpersoon vertelt iets over zichzelf.
B
Iemand anders zegt iets over de hoofdpersoon.
C
De schrijver beschrijft de persoon.

Slide 12 - Quizvraag

Die brutale blik en tegelijk had ze iets verlegens. Ik viel als een blok voor haar. Het lange bruine haar en die fel blauwe ogen.
A
De hoofdpersoon vertelt iets over zichzelf.
B
Iemand anders zegt iets over de hoofdpersoon.
C
De schrijver beschrijft de persoon.

Slide 13 - Quizvraag

Door haar roze haar, viel ze direct op in de winkelstraat.
A
De hoofdpersoon vertelt iets over zichzelf.
B
Iemand anders zegt iets over de hoofdpersoon.
C
De schrijver beschrijft de persoon.

Slide 14 - Quizvraag

Het innerlijk
- Het karakter is belangrijker dan het uiterlijk.
- Hoe beter de schrijver het innerlijk beschrijft, hoe meer jij je kan inleven. 
- Je leert eigenschappen kennen doordat de schrijver dat vertelt, de hoofdpersoon dat zegt of door een ander personage uit het boek. 
- Je kan veel informatie halen uit het gedrag.

Slide 15 - Tekstslide

Wat betekent chronologisch?

Slide 16 - Woordweb

Wat betekent Niet- Chronologisch?

Slide 17 - Woordweb

Wat betekent flashback?

Slide 18 - Woordweb

Wat betekent flashforward?

Slide 19 - Woordweb