16-01-2023 Medicatiebewaking vervolg IA + CI 8e lesweek

Contra-indicaties
Interacties
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BSP apothekersassistentenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Contra-indicaties
Interacties

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regels voor succes:

-  Je bent op tijd in de les.
- Je zorgt dat je de benodigde lesmaterialen bij je hebt           laptop mee
- Je hebt de (huiswerk)opdracht gemaakt, zodat je weet of je de theorie begrijpt en vragen kunt stellen over dingen die je niet begrepen hebt !!!
- Je telefoon staat op stil en zit in je tas.
- Je tas staat op de grond. 
- Je hebt geen oortjes/koptelefoons.
- Je hebt luistert tijdens de uitleg.
- Je maakt aantekeningen.




 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma & Lesdoelen
- Vragen van jullie 
- Terugkijken naar het ontstaan van interacties
- Bespreken van de opdracht interacties
- Uitleg over contra-indicaties
- Maken en bespreken van opdracht contra indicaties

Lesdoelen:
- Je  weet op welke manier interacties ontstaan 
- Je  weet waar je informatie kunt vinden over het afhandelen van interacties
- Je kent het verschil tussen relatieve en absolute contra-indicaties.
- Je kent het verschil tussen overgevoeligheid en intoleranties.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen heb je nog over de lesstof ?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Farmacotherapiegerelateerde problemen
Wat is een pseudodubbelmedicatie?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interacties

Slide 8 - Woordweb

Wat heb jij geleerd over interacties?
1-In het maag-darmstelsel
  • Chemische en natuurkundige reacties die absorptie beïnvloeden 
  • Beïnvloeding darmpassage bijv. opioïden

 

Welke voorbeelden kun je hierbij noemen?

Slide 9 - Tekstslide

In het maagdarmkanaal kan de opname in het bloed door chemische reacties verminderd worden. Opname kan ook veranderd worden door verandering in peristaltiek van de darmen. 
Laxeermiddelen, verstopping, of gnm die chemische verbindingen aangaan. 
2- Binding aan bloedeiwitten
Transport van het gnm ontstaat door op te lossen het bloed of door zich te binden aan bloed- of plasma-eiwitten

 

Het ene gnm bindt zich sterker aan bloedeiwitten dan een ander gnm → er ontstaat competitie om bindingsplaat op het eiwit

Slide 10 - Tekstslide

Bij binding aan bloedeiwitten hangt de werking niet af van de totale concentratie in het bloed, maar van de concentratie aan vrij circulerend gnm. 
Strijd om wie zich bindt. Gnm dat verdrongen wordt circuleert dan in grotere hoeveelheden vrij in het bloed. 
3- Versterkte werking
Geneesmiddelen die op dezelfde plek in het lichaam werken of bijwerkingen geven, versterken elkaar (pseudo-dubbelmedicatie)

 

Welk voorbeeld kun je hierbij noemen?

Slide 11 - Tekstslide

Sederende middelen. Ook in combinatie met alcohol. 
Gnm die werking/bijwerking hebben op hart en bloedvaten geven groter kans op interacties met gnm die juist voor hart- en vaatziekten worden voorgeschreven. 
Diuretica die direct werking hebben op de nieren, veroorzaken uitscheiding van zouten, daarbij gaat kalium verloren, hart gevoeliger voor digoxine gnm tegen hartritmestoornissen.  Controle van kaliumspiegel. 
4- Invloed op omzetting en uitscheiding
- In de lever: CYP enzymen
- Uitscheiding via de nieren

 

Slide 12 - Tekstslide

Interacties kunnen ook met voedingmiddelen. 

Slide 13 - Tekstslide

Hoe groot is de kans dat de ongewenste werking optreedt? → Als die optreedt hoe ernstig is die dan ? (klinisch, wat merkt de patiënt ervan) →Hoe belangrijk is het dat beide gnm gebruikt worden? → Kan de patiënt alert zijn op symptomen bij ontstaan van IA (ia hoeft namelijk niet te ontstaan).  Informeer de patiënt met IA folder UI-online. 
Genetisch profiel = DNA paspoort
Individueel verschillend

Een genetisch profiel vertelt of een gnm
snel of langzaam wordt afgebroken.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

https://www.medlon.nl/professional/DNA-diagnostiek/Farmacogenetica%20aanvragen/

Effect van DNA op CYP-enzymen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Naslagwerk met achtergrondinformatie bij IA, CI, overgevoeligheden, geeft concrete adviezen. Is ter ondersteuning van de zorgverlener voor een effectieve en veilig behandeling van gnm.
Vraag 3
Zoek deze interactie op op de kennisbank. Wat is er aan de hand en hoe kan de interactie worden opgelost?

Slide 19 - Tekstslide

Diclofenac minder maagschade
Naproxen minder bijw op hart 
Vraag 4
Met wat voor een soort geneesmiddel heeft noscapine een interactie en hoe moet je deze afhandelen?


Slide 20 - Tekstslide

Noscapine: mogelijk remt noscapine CYP2C9 en in mindere mate CYP3A4. Toename van de INR is beschreven in de literatuur voor warfarine na combinatie met noscapine. Trombosediensten hebben een toename van de INR gezien, enkele dagen na start van noscapine, bij gebruik van acenocoumarol of fenprocoumon.
Vraag 5
Sommige anti-epileptica remmen de afbraak van antistollingsmiddelen. Wat verwacht je dan dat je met de dosering moet doen?
A
Dosering anti-epileptica verlagen
B
Dosering anti-epileptica verhogen
C
Dosering antistollings verlagen
D
Dosering antistolling verhogen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 6
Noem een voedingsmiddel dat invloed kan hebben op geneesmiddelen.

Slide 22 - Woordweb

Grapefruitsap, melkproducten, alcohol
Apotheek.nl: Stoffen in grapefruit(sap) vertragen de afbraak van het medicijn of houden deze tijdelijk tegen. Ze beïnvloeden CYP enzymen. Zijn UI-online folders van. 
Huiswerk opdracht
Bekijk het volgende filmpje

https://youtu.be/Jp_WTAHZS3c



Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn metabolieten?

Slide 25 - Open vraag

Metabolieten: gnm die zijn omgezet door cyp-enzymen.
Metabolieten= =stofwisselingsproducten,  tussen- of eindproducten, tijdens de stofwisselingz.

Wat betekent klaring?

Slide 26 - Open vraag

Uitscheiden van gnm door het lichaam.
Dit is uit te rekenen met de halfwaardetijd.
Wat wordt er bedoeld met Steady state ?

Slide 27 - Open vraag

De concentratie van een gnm blijft gelijk. Er wordt net zoveel gnm afgebroken als er wordt opgenomen.
Contra-indicaties 
Een patiëntgebonden reden om een geneesmiddel niet te gebruiken, omdat de kans op een nadelige bijwerking te groot is.

Voorbeelden:
  • een gestoorde lever- en nierfuntie
  • zwangerschap of kinderwens
  • borstvoeding
  • topsport 
  • overgevoeligheid of intolerantie

Slide 28 - Tekstslide

Eigenschappen, ziektebeelden of andere kenmerken van een patiënt die niet of onder bepaalde voorwaarden verenigbaar zijn met het gebruik van een gnm. 
Kinderwens kan ook bij man een CI zijn.

Contra-indicaties 
  • Absolute contra-indicatie              het gnm mag onder geen enkele voorwaarden gebruikt worden door de patiënt. 

  • Relatieve contra-indicatie             het gnm mag onder bepaalde voorwaarden gebruikt worden door de patiënt.  

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld dosering aangepast. 
CI afhandelen volgens werkinstructie van de apotheek. Ook terug te vinden in het kwaliteitssysteem van de apotheek. 
Waar kun je informatie vinden over contra-indicaties ?
Informatorium Medicamentorum
Knmp Kennisbank Medicatiebewaking

Slide 30 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Aandoeningen als contra-indicaties 
- Aangeboren stofwisselingsziekten als G6PD-deficientie, porfyrie, coeliakie
- Astma (benauwdheidsklachten)
- COPD (benauwdheidsklachten)
- Diabetes mellitus (suikerziekte)
- glaucoom (oogziekte)
- hart- en vaatziekten (hartfalen, angina pectoris, hoge bloeddruk) 
- jicht
- lever- en nierfunctiestoornissen
- neurologische aandoeningen (bijv. ziekte van Parkinson, epilepsie)
- prostaathyperplasie
- psoriasis
- ulcus pepticum (maagzweer)
- zwangerschap en borstvoeding

Slide 31 - Tekstslide

G6PD-deficiëntie= glucose-6-fosfaat-dehydrogenasedeficiëntie  
- Coeliakie is een overgevoeligheid voor het eiwitgluten. Coeliakie geeft vooral darmklachten, zoals buikpijn en diarree.
- Acute porfyrieën zijn zeldzame erfelijke stofwisselingsziekten die kunnen leiden tot acute aanvallen van buikpijn, soms met pijn in de rug en bovenbenen. Misselijkheid, braken en obstipatie komen vaak voor. Acute aanvallen kunnen leiden tot epileptische toevallen en spierzwakte, en in mindere mate ernstige verlammingsverschijnselen. Een acute aanval duurt meestal niet langer dan een tot twee weken, als de aanval op tijd herkend en behandeld wordt. Een acute aanval kan levensbedreigend zijn, als ernstige complicaties zoals verlammingen optreden. Is er sprake van verlamming, dan vindt herstel hiervan langzaam plaats.  Bij acute porfyrieën is er sprake van een ophoping van stoffen die gebruikt worden in de aanmaak van porfyrinen en heem, voornamelijk in de lever. 
- Sinds 1 februari 2015 is de contra-indicatie astma en COPD gesplitst.
Ulcus pepticum = maagzweer. Welke gnm-groep is een CI voor deze aandoening ?

Slide 32 - Open vraag

NSAID's,  maar ook corticosteroïden zijn veelal gecontra-indiceerd.
Afgeleide contra-indicaties 
De melding in het AIS wordt alleen weergegeven wanneer de CI bekend is van de patiënt. Een arts of patiënt dient dit te melden.

Afgeleide contra-indicatie:  afgeleid uit het gebruik van gnm.  

Bijv. bij aanschrijven van het gnm colchine           CI jicht. 

Belangrijk bij elke melding van een CI in het AIS controleren of deze melding komt van een afgeleide CI of een gemelde CI. 
Kan ook navragen bij arts/patiënt. 

Slide 33 - Tekstslide

Wanneer AIS gekoppeld aan systeem huisarts worden de CI melding gekoppeld. 
In de Z-index zijn een aantal ziektebeelden als CI aangegeven bij het gebruik van bepaalde gnm. 
Inhalatiemiddel > astma , COPD
Wel kritisch naar blijven kijken, middel kan ook gebruikt zijn ernstige luchtweginfectie.
Overgevoeligheid of intolerantie ?
  • Overgevoeligheid = allergie             reactie van het immuunsysteem. Reactie is aantoonbaar dmv antistoffen
    Dit is een absolute CI

  • Intolerantie            immuunsysteem speelt geen of onbelangrijke rol. Kan ontstaan door tekort aan enzym. 
   Bijvoorbeeld: lactose-intolerantie

Belangrijk dus om bij klachten goed door te vragen. 

Slide 34 - Tekstslide

Lactose-intoleratie: iemand maakt weinig lactase aan (een enzym dat voor de vertering van melksuiker zorgt) en wordt niet alle lactose in het lichaam verteerd. Dit geeft klachten als winderigheid, diarree en buikpijn. Een intolerantie kan ook ontstaan door stoffen die al in de voeding aanwezig zijn. De voedingsmiddelen die intolerantieklachten veroorzaken, worden geen allergenen maar ‘triggers’ genoemd.
Slecht verdragen, kan bijwerking zijn.

Voorbeelden van overgevoeligheid of intolerantie:
  • penicillineallergie
  • overgevoeligheid voor NSAID’s (inclusief salicylaten)
  • contactallergie voor bijvoorbeeld bestanddelen van zalven en crèmes

Let op voor kruisovergevoeligheid = overgevoelig voor gnm uit dezelfde chemische groep of een aanverwante chemische groep.

Slide 35 - Tekstslide

Bij overgevoeligheid voor geneesmiddelen komt het regelmatig voor dat iemand ook overgevoelig is voor geneesmiddelen uit dezelfde chemische groep of een aanverwante chemische groep. Dit wordt kruisovergevoeligheid genoemd. Een voorbeeld is overgevoeligheid voor penicillines. Als iemand een overgevoeligheidsreactie heeft gehad op amoxicilline, is hij meestal ook overgevoelig voor flucloxacilline of feneticilline. Het apotheeksysteem geeft dan ook een melding bij alle andere geneesmiddelen uit dezelfde groep.
Lactose-intolerantie
Lactose-intolerantie levert problemen op bij inname > dan 6 g/dag 

Tabletten zijn vaak niet zwaarder dan 500 mg en daarvan is slechts een deel de hulpstof lactose. Het is dus niet direct nodig om hier medicatiebewaking op toe te passen. 

Slide 36 - Tekstslide

Het komt voor dat mensen melksuiker of lactose niet of slecht verdragen. Door het ontbreken van een enzym wordt de lactose in melkproducten niet afgebroken in de darmen door het lichaam zelf, maar door bacteriën. Een gevolg van deze afbraak zijn klachten als diarree, winderigheid en een opgeblazen gevoel. 
Nakijken van de opdracht 
Afkortingen en recepteisen

Pak je antwoorden erbij. 
Zelf aan de slag met een opdracht
 "Contra-indicaties"
timer
30:00
Durf je vragen te stellen

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vr. 3 Wat is het probleem van gnmgebruik bij lever- of nierfunctiestoornis ?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vr. 5 Leg in eigen worden uit wat een afgeleide CI is

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vr. 8 Leg in eigen woorden uit wat verschil is tussen intolerantie en een allergie. Geef van beide een voorbeeld.

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Lees in het boek Farmacotherapie voor apothekersassistenten in hoofdstuk 6 (paraaf 6.2) per aandoening door waarom de verschillende aandoeningen een contra indicatie zijn. 
Maak voor jezelf een samenvatting per aandoening. 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies