Thema 5, week 2 Les 7 - het gezegde

Wat weet je over de persoonsvorm?
1 / 26
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat weet je over de persoonsvorm?

Slide 1 - Open vraag

Ik kan de persoonsvorm (pv) dus vinden door...
A
de zin vragend te maken. Pv komt dan vooraan.
B
het onderwerp van aantal te veranderen.
C
de tijdsproef te doen.
D
alle drie de antwoorden zijn goed.

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin?:

Ik heb heel hard gelachen.
A
ik
B
heb
C
gelachen
D
heb gelachen

Slide 3 - Quizvraag


De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 5 - Quizvraag

Wat weet je van het onderwerp?

Slide 6 - Open vraag

Zoek het onderwerp in de zin:

Juf Felicity heeft een vrije dag.
A
een vrije dag
B
Juf
C
heeft
D
Juf Felicity

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Dit gedicht heeft mijn moeder geschreven.
A
mijn moeder
B
dit gedicht
C
heeft geschreven
D
heeft

Slide 8 - Quizvraag

lesdoel
Ik kan het gezegde in een zin herkennen en benoemen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Stappenplan

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het gezegde?

Ik loop.
A
Ik
B
loop

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het gezegde?

Ik heb vandaag gelopen.
A
Ik
B
heb
C
gelopen
D
heb gelopen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het gezegde?

Ik wilde vorige week komen lopen.
A
wilde
B
komen lopen
C
wilde komen lopen
D
komen

Slide 14 - Quizvraag

Het gezegde 

Het gezegde bestaat dus uit alle werkwoorden in de zin,
dus ook de persoonsvorm.

Ik heb lekker gegeten met mijn moeder.





Slide 15 - Tekstslide

Wat is het gezegde?

Slide 16 - Open vraag

Wat is het gezegde?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het gezegde?

Slide 18 - Open vraag

Wat is het gezegde?

Slide 19 - Open vraag

Wat is het persoonsvorm?
De schilder heeft een kunstwerk gemaakt.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
De schilder heeft een kunstwerk gemaakt.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het gezegde?
De schilder heeft een kunstwerk gemaakt.

Slide 22 - Open vraag

Wat weet je van het gezegde?

Slide 23 - Open vraag

Wat is het gezegde in de volgende zin:
Ik ben naar school gelopen.
A
Ik
B
ben gelopen
C
naar school

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het gezegde in deze zin?

De postbode heeft de post bezorgd.
A
heeft
B
de postbode
C
heeft bezorgd
D
de post

Slide 25 - Quizvraag

aan het werk
Taal
Thema 5 - week 2 - les 7

Opgave 3
Opgave 2
Plussen

Slide 26 - Tekstslide