§6.3

§6.3
Wie heeft er profijt van
timer
2:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

§6.3
Wie heeft er profijt van
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Totaal deze lesfase 10 minuten
Les planning
- Vorige les
- Leerdoelen
- Uitleg
- Samenvatten
- Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les
Indexcijfers

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen §1.3

Je weet waar je indexcijfers zijn.
Je kunt aan het einde van de les rekenen met indexcijfers.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
§6.3 Wie heeft er profijt van?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen §6.3
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen eigen belang en collectief belang en dit koppelen aan de productie van de overheid
  • Je kunt uitleggen hoe de overheid georganiseerd is
  • Je kunt voorbeelden geven van positieve en negatieve externe effecten.  

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangen
Een collectief belang = een beslissing waar iedereen een voordeel bij heeft. Dit is hetzelfde als het algemeen belang.

Een individueel belang = een beslissing waar alleen jij een voordeel bij hebt.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe is de overheid georganiseerd ?
Uitvoerders van uitkeringen:
- SVB
- UWV
- Gemeenten
Burgers & bedrijven
Den Haag
Productie collectieve goederen
Publieke sector

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Positieve externe effecten
Onderwijs heeft positieve externe effecten , d.w.z. de hele maatschappij profiteert. Dit noemt men maatschappelijke opbrengsten.

Deze bestaan bijvoorbeeld uit:  meer technologische vooruitgang, minder criminaliteit, etc.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Negatieve externe effecten
Gevolgen voor anderen (externen) die niet in de verkoopprijs meegerekend zijn, noemen we externe effecten.

Denk aan de overlast (herrie, vervuiling) van vliegverkeer:
de passagiers betalen alleen voor de vlucht zelf (gebruik vliegtuig, kerosine, personeel, enz) en dus NIET voor deze negatieve externe effecten

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Positieve en negatieve externe effecten: productie kan onbedoelde bijeffecten hebben
Voorbeeld negatief extern effect:
Meer benzinegebruik door goedkopere auto's. Hierdoor is er meer milieuverontreiniging voor anderen, wat niet is opgenomen in de kostprijs van benzine.

Voorbeeld positief extern effect:
Fysiek naar school gaan levert jullie betere cijfers op. Hierdoor fietsen jullie meer (positief!) en heb je meer en beter sociaal contact (super positief!). Dit effect is een bijeffect en zit niet bij in de kostprijs van onderwijs.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen §6.3
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen eigen belang en collectief belang en dit koppelen aan de productie van de overheid
  • Je kunt uitleggen hoe de overheid georganiseerd is
  • Je kunt voorbeelden geven van positieve en negatieve externe effecten.  

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak de opdrachten van §6.3 
Opgave 22 t/m 29
Klaar? --> Plus opdrachten

timer
15:00
Niet vergeten
De Tracéwet is een Nederlandse wet die van toepassing is op de aanleg van nieuwe infrastructuur van nationaal belang. Het kan daarbij gaan om een rijksweg, een spoorweg of een kanaal. Op grond van deze wet neemt de minister van Infrastructuur en Milieu een tracébesluit.

Slide 13 - Tekstslide

Instructie zelfstandig werken 5 minuten
zelfstandig werken 15 minuten

WOKHUT
Wat zijn externe effecten?
A
Gevolgen van de producten van goederen
B
Gevolgen voor het milieu door het produceren van producten
C
Gevolgen voor het milieu door productie van producten maar geen gevolg voor de prijs van dit product
D
Geen van de alle goed

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De overheid bestaat uit?
A
Den Haag
B
De koning en ministers
C
Burgemeesters & Wethouders
D
Het Rijk, Provincies en gemeenten

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

En de overheid is...
A
De particuliere sector
B
De collectieve sector

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het collectief belang voor Jaap en Ellen?
A
Jaap split, Ellen steal
B
Jaap steal, Ellen steal
C
Ellen Split, Jaap Steal
D
Ellen split, Jaap split

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie werkt er in de collectieve sector?
A
Politie
B
Leraar
C
Marktverkoper
D
Supermarkt medewerker

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn externe effecten?
A
Gevolgen van de producten van goederen
B
Gevolgen voor het milieu door het produceren van producten
C
Gevolgen voor het milieu en omgeving door productie van producten maar geen gevolg voor de prijs van dit product
D
Geen van de alle goed

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een voorbeeld van een positief extern effect is
A
een aangelegd bos voor de productie van hout
B
Co2 uitstoot van de industrie
C
het dicht zijn van de scholen door het coronavirus
D
aardbevingen in Groningen door gasproductie

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies