HV1 Grammatica 20 onderwerp

Welkom HV1S



Grammatica 20
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom HV1S



Grammatica 20

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Leerwerkcheck grammatica
  3. Grammatica 20: onderwerp
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin? 

De hardwerkende leerlingen hebben straks wel een kleine pauze verdiend om bij te komen van alle moeilijke opdrachten.

Slide 4 - Woordweb

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen. Typ dus de hele zin over! 


De hardwerkende leerlingen hebben straks wel een kleine pauze verdiend om bij te komen van alle moeilijke opdrachten.

Slide 5 - Woordweb

Wat is het gezegde in de onderstaande zin?


De hardwerkende leerlingen hebben straks wel een kleine pauze verdiend om bij te komen van alle moeilijke opdrachten.

Slide 6 - Woordweb

Grammatica 20: onderwerp

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van een zin?

Het onderwerp van een zin...
A
... vertelt wat er in de zin gebeurt.
B
... vertelt wanneer iets in een zin gebeurt.
C
... vertelt wie/wat iets doet in de zin.
D
... vertelt waar de zin over gaat.

Slide 8 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
Door de zin vragend te maken
B
Door de vraag 'Wie of wat + gezegde?' te stellen
C
Door de vraag 'Wie of wat + onderwerp + gezegde?’ te stellen
D
Door de zin in een andere tijd te zetten

Slide 9 - Quizvraag


Wat is niet waar over het onderwerp?
A
Een onderwerp kan in het meervoud of in het enkelvoud staan.
B
Het onderwerp bepaalt in welke tijd de zin staat.
C
Je kunt zinnen zonder onderwerp hebben.
D
Het onderwerp en de persoonsvorm horen altijd bij elkaar.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Ik leer het onderwerp te vinden.


A
leer
B
ik
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

De juf legt het onderwerp uit.
A
de juf
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Wij kunnen nu het onderwerp uit een zin halen.
A
het onderwerp
B
kunnen
C
wij
D
een zin

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

De aarde warmt op als gevolg van menselijk handelen.
A
als gevolg
B
warmt
C
menselijk handelen
D
de aarde

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Een groot deel van de vluchtelingen maakt weinig kans op asiel.
A
een groot deel
B
vluchtelingen
C
een groot deel van de vluchtelingen
D
van de vluchtelingen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Op maandag zijn alle musea gesloten.
A
maandag
B
zijn
C
alle musea
D
musea

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Het regent al dagen pijpenstelen.
A
het
B
regent
C
al dagen
D
pijpenstelen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Op donderdag is het restaurant gesloten.

Slide 18 - Woordweb

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Ik weet heel goed dat Liesje het slachtoffer is in deze situatie.

Slide 19 - Woordweb

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

De kornuiten uit Amsterdam liepen langs de oevers en discussieerden over de toekomst.

Slide 20 - Woordweb

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Hinkelt het blije kind?

Slide 21 - Woordweb

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

De lange brief was geadresseerd aan het gezondheidscentrum in Amsterdam.

Slide 22 - Woordweb

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: dinsdag 29 november
  • Huiswerk: maken opdr. 6 (p. 85) + leren p. 26, 28, 82, 84 & je aantekeningen
  • Meenemen: leesboek, boek, pen, schrift, plenda en LAPTOP
  • Programma: herhaling grammatica 5, 6 en 20 + start taalverzorging

Slide 23 - Tekstslide