Theme 3, lesson 1 - 3

Theme 3, lesson 1
Take everything in front of you and get ready.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Theme 3, lesson 1
Take everything in front of you and get ready.

Slide 1 - Tekstslide

PTA, Periode 2: 

Slide 2 - Tekstslide

Welke Engelse woorden,
die te maken hebben met
werk ken je?

Slide 3 - Woordweb

Ex 1:
Workbook page 53    Textbook page 32

Slide 4 - Tekstslide

Ex 2: 
Talent Spotting

Slide 5 - Tekstslide

Ex 3-4
- Mark ex 3-4. 
This is homework.

Slide 6 - Tekstslide

Virgin

Slide 7 - Woordweb

Page 33
Mark ex 6-7, homework!
Working at Virgin

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Close your books
Take The Body in front of you.
We will continue where we left off.
Next lesson we will:
- Check homework
- Continue with Theme 3
- Start with SE2

Slide 10 - Tekstslide

Theme 3, lesson 2
- Check homework
- Mark homework for next time
- The Body chapter 10-11 + film
- Start practice for SE2

Slide 11 - Tekstslide

Ex 3 + 4

Slide 12 - Tekstslide

Ex 6 + 7

Slide 13 - Tekstslide

Mark ex 8 + 9, homework!

Slide 14 - Tekstslide

Books away
The Body and your notes on your table.
After reading chapter 13 we will continue with the film.

If there is time left some SE2 instructions.

Slide 15 - Tekstslide

Theme 3, lesson 3
- Check homework
- Grammar 5 instruction
- Quiz
- SE2 Practice

Slide 16 - Tekstslide

Homework: ex 8

Slide 17 - Tekstslide

The rest of ex 8:

Slide 18 - Tekstslide

Ex 9:

Slide 19 - Tekstslide

Grammar 5, page 35
Mark ex 12 + 13, homework

Slide 20 - Tekstslide

Adjectives and adverbs
  • Je gebruikte een bijvoeglijk naamwoord (adjective) om iets te zeggen over een zelfstandig naamwoord

  • Press the red button on the right. 
  • Collect fifty silver coins

Slide 21 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (2)
  • Je gebruikt een bijwoord om iets te zeggen over een werkwoord (hoe iets gebeurt), een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord in de zin. 

  • Quickly press the space bar. 
  • This is an incredibly difficult level. 

Slide 22 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (3)
  • Je maakt een bijwoord door -ly achter het bijvoeglijk naamwoord te zetten. 

  • beautiful - beautifully
  • careful - carefully 


Slide 23 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (4)
  • LET OP:
    De spelling verandert wanneer het bijvoeglijk naamword eindigt op:
  • -le. Dan verandert -le in -ly
  • terrible - terribly                                                       unbearable - unbearibly

  • medeklinker + y. Dan verandert -y in -ily. 
  • angry - angrily                                                          merry - merrily

  • -ic. Dan komt er -ally achter. 
  • fantastic - fantastically                                       epic - epically 

Slide 24 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (5)
  • LET OP:
  • Na de werkwoorden to be, to seem, to feel, to look, to smell, to sound en to taste gebruik je een bijvoeglijk naamwoord in plaats van een bijwoord. 

  • This game looks cool
  • The bread tastes awful
  • The band sounds amazing
  • This gadget is great. 

Slide 25 - Tekstslide

Adjectives and adverbs (6)
  • Sommige bijwoorden hebben een onregelmatige vorm of hebben dezelfde vorm als het bijvoeglijk naamwoord. 

  • He's a good artist. - He draws well
  • She's a fast runner. - She runs fast
  • It's a long road. - I took long to get there. 


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Max is a ... singer.
A
good
B
well

Slide 28 - Quizvraag

This hamburger tastes ...
A
awful
B
awfully

Slide 29 - Quizvraag

You can ... open the box.
A
easy
B
easily

Slide 30 - Quizvraag

She drives the car ...
A
carefully
B
careful

Slide 31 - Quizvraag

Jamie Oliver cooks ...
A
fantastic
B
fantastically

Slide 32 - Quizvraag

Madonna is a ... singer.
A
terribly
B
terrible

Slide 33 - Quizvraag

That pizza smells ...
A
nicely
B
nice

Slide 34 - Quizvraag

I think a Friesian horse is ...
A
beautiful
B
beautifully

Slide 35 - Quizvraag

The door _____ opens
She is wearing a ______ dress.
The car ______ drives up the hill
He sings ________
It is ________ one o'clock
Automatically
Beautifully
Slowly
Beautiful
Exactly

Slide 36 - Sleepvraag

Did you understand Grammar 5????
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Homework:
- Workbook ex 12 + 13
- Online Slim Stampen, extra oefenen Grammar 5

Now close your books. Get ready to practice for SE2

Slide 38 - Tekstslide