3V Spelling Engelse ww + Meervouds-n bij verwijzing

2.9 p.161 maken  1 t/m 11
Spelling Engelse werkwoorden filmpje / Beide of beiden? quiz


1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

2.9 p.161 maken  1 t/m 11
Spelling Engelse werkwoorden filmpje / Beide of beiden? quiz


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Engelse werkwoorden
Wat is waar?
A
Schrijf je als de Nederlandse zwakke werkwoorden
B
De ik-vorm heeft vaak dezelfde vorm als de stam
C
Ik-vorm ik pass hij-vorm hij passt
D
ik-vorm ik skate verleden tijd skatete

Slide 3 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.

Slide 4 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald

Slide 5 - Quizvraag

Engelse werkwoorden

Zij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 6 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Ik heb (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd
C
gepaintballt
D
gepaintbalt

Slide 7 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 8 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Hij (daten-vt)
A
deette
B
date
C
datede
D
datete

Slide 9 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 10 - Quizvraag

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 11 - Quizvraag

Ik snap hoe je de Engelse werkwoorden schrijft
A
Ja
B
Ja, maar ik wil nog wat extra instructie
C
Nee, ik snap er nog niet veel van.

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Les en doel
Theorie van meervouds-n 

Doel: je weet wanneer je een -n schrijft achter woorden als alle(n) - beide(n) of sommige(n)

Slide 14 - Tekstslide

Je schrijf geen -n
Als  het woord betrekking heeft op dieren of dingen.
  • De meeste hebben een glanzende vacht.
  • Die fietsen zijn te koop, maar de meeste hebben een lekke band.

Slide 15 - Tekstslide

Mijn liefdesbrieven zijn alle/allen verloren gegaan.
A
alle
B
allen

Slide 16 - Quizvraag

Je schrijf geen -n
Als verwezen wordt naar personen die in dezelfde zin worden genoemd.
  • Beide leerlingen komen uit Hengevelde.
  • Sommige leerlingen waren lopend de fiets, maar de meeste kwamen met de fiets.


Slide 17 - Tekstslide

De meeste/meesten gasten bestelden vlees, maar enkele/enkelen hadden meer trek in vis.
A
meeste - enkele
B
meesten - enkelen
C
meeste - enkelen
D
meesten - enkele

Slide 18 - Quizvraag

Je schrijf wel een -n
Als er verwezen wordt naar personen (die niet in dezelfde zin genoemd worden).
  • Ik heb twee beste vrienden. Beiden betekenen veel voor me.
  • Sommigen hadden de laatste trein gemist.

Slide 19 - Tekstslide

Ze hadden beide/beiden last van muggen.
A
beide
B
beiden

Slide 20 - Quizvraag

Hij heeft alle/allen cola opgedronken.
A
alle
B
allen

Slide 21 - Quizvraag

Waarom ze in het ziekenhuis liggen? Alle/allen is iets overkomen.
A
alle
B
allen

Slide 22 - Quizvraag

Sommige apparaten stonden er nog, maar vele/velen waren weggegooid.
A
vele
B
velen

Slide 23 - Quizvraag

In de uitverkoop waren maar enkele/enkelen niet verkocht.
A
enkele
B
enkelen

Slide 24 - Quizvraag

Slechts weinige/weinigen hebben de oorlog nog meegemaakt.
A
weinige
B
weinigen

Slide 25 - Quizvraag

Wanneer gebruik je meervouds-n bij verwijzingen?

Slide 26 - Woordweb

Kort samengevat
Geen -n
  • Bij dieren of dingen
  • bijvoeglijk gebruikt bij personen
Wel -n
  • bij personen én zelfstandig gebruikt

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Totaalopdracht 1.9 + 2.9

  • Spelling  extra opdr. 7 (dicteren, lesson upp)
  • Maken in in je Talent Max opdracht 1 t/m 11 op p.161 Talent Max
  • Tweetallen
  • 10 min

timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

Totaalopdracht 1.9 + 2.9

  • Spelling  extra opdr. 7 (dicteren, lesson upp)
  • Maken in in je Talent Max opdracht 1 t/m 11 op p.161 Talent Max
  • Tweetallen
  • 10 min

timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide