2V 4.9 vd en td + bijvoeglijk gebruikt MP

Welkom! 
pak je leesboek en ga lezen :) 
Pak je leesboek en ga lezen 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
pak je leesboek en ga lezen :) 
Pak je leesboek en ga lezen 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Deze week
  • H4 Spelling: paragraaf 4.9 (volgende week H5)
  • Maken opdrachten (huiswerk)
  • Werken aan schrijfdossier
  • Vrijdag: bespreken beoordelingsmodel schrijfdossier. 

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik
Vorige week
  • Schematische en beknopte samenvatting
  • Gewerkt aan schematische samenvatting: Lezen (oefening voor de toets op 28 juni)
  • Lezen (opdracht NL-GS)
  • Werken aan schrijfdossier: HOE GAAT HET? WAAR STA JE? HEB JE IETS NODIG?

Slide 4 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm.
- Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is afgelopen 
   (voltooid).
- Het voltooid deelwoord is  niet de persoonsvorm. 
- In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm 
   van hebben, worden of zijn.
- Het voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be- of ver-.

Slide 5 - Tekstslide

Voltooid deelwoord

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verschil?

vergrote - vergrootte
bestede - besteedde
verbrede - verbreedde


Slide 7 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Je kunt het VD als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Dan zet je er een -e- achter!
Het bewerkte bestand staat niet meer op mijn laptop.
De verbrede weg geeft nu ruimte aan vrachtwagens.

Bij sterke werkwoorden: Het geschreven boek.

Slide 8 - Tekstslide

Een voltooid deelwoord kun je ook bijvoeglijk gebruiken. Maak een voorbeeldzin!

Slide 9 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

het (bederven) vlees

Slide 10 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Verwoesten: de ........ stad

Slide 11 - Open vraag



De kerktoren is verlicht.
De _____ kerktoren.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 12 - Open vraag



De soep is gekruid.
De _____ soep.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 13 - Open vraag



De kerktoren is verlicht.
De _____ kerktoren.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 14 - Open vraag



De kleding is zelf ontworpen.
De zelf _____ kleding.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 15 - Open vraag



De vogel is opgezet.
De _____ vogel.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 16 - Open vraag



Het winkelcentrum is verbouwd.
Het _____ winkelcentrum.
Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 17 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

het (stranden) schip

Slide 18 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Schrikken: een ........ voorbijganger
Schrikken: de ........ mensen

Slide 19 - Open vraag

Tegenwoordig deelwoord
Hij fietst met een lach op zijn gezicht naar school.
Hij fietst lachend naar school.

Tegenwoordig deelwoord  = is nu aan de gang

Infinitief + d
Lachen + d = lachend

Slide 20 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord
Je kunt het TD als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Dan zet je er een -e- achter!

De lachende jongen
De fietsende aap.
De gillende Esmee.

Slide 21 - Tekstslide

Schrijf een voorbeeldzin met het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

Slide 22 - Open vraag

Noteer het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
vragen: een ... meisje

Slide 23 - Open vraag

Noteer het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
gillen: de ... keukenmeid

Slide 24 - Open vraag

Noteer het tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
spieken: het ... kindje

Slide 25 - Open vraag

De verveelde jongen keek naar buiten.
Is "verveelde" het vd of het td bijvoeglijk gebruikt?

Slide 26 - Open vraag

De rode schoenen blinken de inde zon.
Is "rode" een td bijv. gebruikt of vd bijv. gebruikt?

Slide 27 - Open vraag

De storende geluiden verpestten de toets.

Is "storende" het vd of het td bijvoeglijk gebruikt?

Slide 28 - Open vraag

Aan de slag
Lees de theorie blz. 72 en 73 (Boek B)
Maak opdrachten 4, 5, 6

Slide 29 - Tekstslide