CVRM geneesmiddelenkennis bloedstolling les 5

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

herhalen cholesterol

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meneer de Bruin gebruikt sinds 1 week simvastatine 40 mg 1 dd1. Hij heeft spierpijn. Verwijs je hem door naar de huisarts? Waarom wel / niet?

Slide 4 - Open vraag

Alleen bij onverklaarbare spierpijn, kan hij de spierpijn verklaren door grote lichamelijke inspanning dan is dit niet nodig, is de spierpijn niet te verklaren dan kan het zijn dat meneer last heeft van de bijwerking waarbij spierweefsel wordt afgebroken

Slide 5 - Tekstslide

Fibraten stimuleren de lever om vetzuren af te breken (triglyceride) vetzuren zijn een onderdeel van LDL:
Cholesterol opname remmers: zorgen ervoor dat er minder cholesterol wordt opgenomen door de dunnen darm
Harsen: binden galzuren in de dunnen darm: in galzuren zit cholesterol. De lever gaat meer cholesterol vervoeren naar de galblaas om dit tekort wat ontstaat op te vangen: hierdoor wordt het cholesterol gehalte verlaagd

LDL is slecht cholesterol
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

LDL: vervoert cholesterol van lever naar lichaam
HDL: vervoert cholesterol van lichaam naar lever
Belangrijk is verhouding tussen ldl en hdl en de totale hoogte van het cholesterol

Waar eindigen cholesterolsynthese remmers op?
A
dipine
B
sartan
C
statine
D
pril

Slide 7 - Quizvraag

A. Dipine is een calcium antagonist
B. Sartan is een A2 antagonist
D. Pril is een ACE remmer

bloedstolling

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is een bloedstolsel gevaarlijk? Waarom wel niet?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Bij een goed functionerende bloedsomloop is het noodzakelijk dat het bloed kan stollen.
Wanneer er dan een wond ontstaat en het bloedvat beschadigd raakt dan kan het lichaam dit zelf weer dichten.
Bij sommige mensen is het nodig om dit mechanisme te vertragen.
Het kan zijn dat er een verhoogd risico is op het ontstaan van stolsel zoals bijvoorbeeld bij hartritme stoornissen.
Wat is een stolsel?
Een stolsel kan een bloedvat afsluiten waardoor het achterliggende weefsel geen bloed, en dus ook geen zuurstof krijgt.
Hierdoor kan je een hartinfarct krijgen of een hersenbloeding.
Wanneer in een bloedvat een vernauwing zit kan daar ook een bloedstolsel ontstaan, een bloedprop
Je kan:
Ervoor zorgen dat het bloed minder snel stolt
Een stolsel dat al in de aderen zit oplossen

anti trombotica
  1. anticoagulantia
  2. trombocyten aggregatie remmers
  3. NOAC's / DOAC's
  4. trombolytica


Slide 11 - Tekstslide

verzamelnaam die de bloedstolling vertragen

Anti trombotica:
Wat betekent dit? Anti = tegen trombos = stolsel in bloed (tica= meervoud)

Hoe ga je zorgen dat er geen propjes ontstaan? Hoe heet de behandelvorm waarbij je zorgt dat ziektes voorkomen worden? preventief/ profylactisch
Door behandeling met een van de volgende medicijnen:
Anticoagulantia
Trombocytenaggregatieremmers
NOAC’s / DOAC’s
Trombolytica

1. anticoagulantia 


heparine afgeleide
direct werkend
1. anticoagulantia


cumarine afgeleide 
indirect werkend

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

anticoagulantia: heparine afgeleide 
  • subcutane toediening
  • zorgt dat het bloed minder goed kan stollen
  • bijwerkingen: bloeduitstortingen
  • interacties: geen
  • contra indicatie: maag- darmzweren 
enoxaparine (clexane)
nadroparine (fraxiparine)

Slide 13 - Tekstslide

Met deze middelen wil je een stolsel voorkomen.
Ze zorgen er voor dat het bloed niet kan stollen.
Deze middelen moeten subcutaan worden toegediend
Wie weet wat de rede is dat dit subcutaan moet worden toegediend?
De geneesmiddelen uit deze groep worden in het maagdarm kanaal afgebroken.
Werken snel en is beter te regelen dan de indirect werkende anticoagulantia

anticoagulantia: cumarine afgeleide
  • andere naam is: vitamine K antagonisten (VKA's)
  • vitamine K is een bouwstof van protrombine
  • werking houdt 18 tot 72 uur aan
  • bijwerking: blauwe plekken
  • interacties: NSAID's + miconazol (absolute CI: ook cutaan als zelfzorg!)
  • contra indicatie: operatie
acenocoumarol + fenprocoumon
TROMBOSEDIENST

Slide 14 - Tekstslide

Werking​
Vitamine K is in de lever de grondstof voor het protrombine dat bij de bloedstolling een belangrijke rol speelt. Cumarinederivaten hechten zich in de lever op die plaatsen waar ook vitamine K zich hecht. Daardoor kan de lever geen protrombine meer leveren. Er ontstaat op die manier een (kunstmatig) tekort aan protrombine. Zonder protrombine komt de bloedstollingsreactie niet op gang. De cumarinederivaten werken dus indirect omdat ze er via een omweg voor zorgen dat een voor de bloedstolling onmisbare stof in mindere mate aanwezig is.
Het voordeel is dat deze groep in tabletvorm kan worden gebruikt.
Deze geneesmiddelen werken vaak na 18 tot 72 uur en de dosering wordt (na instelling) per patiënt bepaald. Deze dosering wordt door de TD bepaald aan de hand van het bepalen van de stollingstijd.

Bij teveel bloedontstolling wordt vitamine K gegeven. hierdoor komt de bloedstolling weer op gang.
2. trombocyten aggregatie remmers
  • beïnvloeden de hechting van bloedplaatjes aan de vaatwand
  • preventie (nieuw) hartinfarct of hersenbloeding
  • bijwerking: maagklachten
  • interacties: NSAID's   > 70 jaar = maagbescherming!
  • interactie: SSRI's
  • bij verhoogd risico op bloedingen (bijvoorbeeld maagbloeding in het verleden)
acetylsalicylzuur
carbasalaatcalcium
clopidrogel

Slide 15 - Tekstslide

inlichten TD is niet nodig.
3. NOAC of DOAC
  • voorkomen dat protrombine omgezet wordt in trombine
  • remmen een stollings factor X
  • bijwerking: misselijkheid, bloedingen
  • interactie: NSAID's, trombocyten aggregatie remmers
  • contra indicatie: operatie
apixaban
dabigatran
rivaroxaban

Slide 16 - Tekstslide

New oral anti coagulantia of Direct oral anti coagulantie

Werking​
Sinds enkele jaren zijn de middelen dabigatran, rivaroxaban en apixaban op de markt als een nieuwe type bloedverdunner. Dabigatran is een directe trombineremmer. Het grijpt aan op de stollingsfactor trombine. Het blokkeert op deze manier gericht de werking van trombine, waardoor het bloed minder stolt. Rivaroxaban en apixaban zijn factor Xa-remmers. Zij grijpen aan op de geactiveerde stollingsfactor X. Ze voorkomen dat protrombine wordt omgezet in trombine, waardoor het bloed minder stolt.
Bloedstolling hoeft niet te worden bepaald tijdens het gebruik van deze geneesmiddelen  TD niet nodig

5. trombolytica
  • kunnen bloedpropjes oplossen
  • bijwerking: bloedingen
  • parenteraal toedienen in ziekenhuis

urokinase


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

acetylsalicylzuur is een
A
NOAC
B
trombocytenaggregatie remmer
C
anticoagulantia
D
trombolytica

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

acenocoumarol valt onder de groep
A
TIA
B
SSRI
C
VKA
D
NSAID

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom mag een patiënt die fenprocoumon gebruikt geen miconazol crème gebruiken?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

heparine is een direct werkende anticoagulantia
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe wordt enoxiparine toegediend?
A
oraal
B
rectaal
C
intraverneus
D
subcutaan

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welke vragen zijn er?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht
-> OnderwijsOnline
-> Geneesmiddelkennis (8.6)
-> Opdracht 5

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies