2KM WT H3 Les 4 (online)

Welkom!

Fijn dat het gelukt is met inloggen.


Zorg dat je de volgende spullen voor je hebt:

  • lesboek H3 taalverzorging blz. 80
  • schrift
  • pen
  • leesboek
We starten als de timer op 0:00 staat. 

timer
2:00
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Fijn dat het gelukt is met inloggen.


Zorg dat je de volgende spullen voor je hebt:

  • lesboek H3 taalverzorging blz. 80
  • schrift
  • pen
  • leesboek
We starten als de timer op 0:00 staat. 

timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Lesdoelen
  • Mededelingen 
  • Uitleg
  • Zelfstandig werken
  • Huiswerk
  • Evaluatie les

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan het lijdend voorwerp van een zin vinden.

Slide 3 - Tekstslide

Mededelingen
Wat moet ik weten?
Laat dit weten via de chatfunctie!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Werken met LessonUp
  • Eerst gezamenlijke uitleg.
  • Dan ga je zelfstandig aan de slag. Ik deel een link van de les in de chat. Zo kun je de les zelfstandig doorlopen en de vragen in LessonUp beantwoorden.
  • Gebruik je eigen naam in LessonUp! 
  • Ik kan zo bijhouden hoe jullie ervoor staan en of je alles gemaakt hebt.
  • Heb je een vraag? Stel die dan in de chat.
  • Ben je klaar? Dan ga je lezen je in leesboek.
  • Je houdt je camera aan!
  • Ik geef een seintje wanneer we samen de les nog even gaan afsluiten. Je mag de les dus niet eerder verlaten! 

Slide 6 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
  • Bijna alle zinnen hebben een onderwerp en een gezegde. Een zin kan nog meer zinsdelen hebben, bijvoorbeeld een lijdend voorwerp (lv).

Slide 7 - Tekstslide

Julia heeft het T-shirt gekocht.
lv =
wat (soms: wie) + gezegde + onderwerp

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Afkortingen
pv = persoonsvorm
ow = onderwerp
gez = gezegde
lv = lijdend voorwerp

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken - in stilte

1. Schrijf de aantekeningen in je schrift. 

2. Maak opdracht 4 t/m 7 in LessonUp.

De theorie lees je op bladzijde 80 of op de vorige slides.

De antwoorden lever je in via LessonUp. 

3. Lees je boek.

4. Ik geef een seintje wanneer we weer gezamenlijk verder gaan. 






Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 4 blz. 81

Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.  

Veel succes!

Slide 12 - Tekstslide

4.1 Noteer voor onderstaande zin eerst de vraag in waarmee je het lijdend voorwerp vindt. Zet daarachter een lv dat past op de puntjes. Bijvoorbeeld:
Emma heeft gisterenavond ... gezien. Wat (of wie) heeft Emma gezien? een film

Wietze heeft ... gekocht van zijn verjaardagsgeld.

Slide 13 - Open vraag

4.2 Noteer voor onderstaande zin eerst de vraag in waarmee je het lijdend voorwerp vindt. Zet daarachter een lv dat past op de puntjes. Bijvoorbeeld:
Emma heeft gisterenavond ... gezien. Wat (of wie) heeft Emma gezien? een film

Voor Kim maakt Joris heel vaak ...

Slide 14 - Open vraag

4.3 Noteer voor onderstaande zin eerst de vraag in waarmee je het lijdend voorwerp vindt. Zet daarachter een lv dat past op de puntjes. Bijvoorbeeld:
Emma heeft gisterenavond ... gezien. Wat (of wie) heeft Emma gezien? een film

Voor het hoofdgerecht bakt de kok ....

Slide 15 - Open vraag

4.4 Noteer voor onderstaande zin eerst de vraag in waarmee je het lijdend voorwerp vindt. Zet daarachter een lv dat past op de puntjes. Bijvoorbeeld:
Emma heeft gisterenavond ... gezien. Wat (of wie) heeft Emma gezien? een film

Wie heeft ... opgegeten?

Slide 16 - Open vraag

Opdracht 6 blz. 81

Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.  

Veel succes!

Heb je moeite met deze vraag? Maak dan eerst opdracht 5 uit je boek op blz. 81.

Slide 17 - Tekstslide

6. Maak vier zinnen met een onderwerp (ow), gezegde (gez.) en lijdend voorwerp (lw). Maak één zin vragend.

Slide 18 - Open vraag

Opdracht 7 blz. 81
Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.  

Veel succes!

Slide 19 - Tekstslide

7.1 In samengestelde zinnen kunnen geen, een of meerdere lijdende voorwerpen staan. Noteer alle lijdende voorwerpen uit de volgende zin:

Als Karin haar broer in de hal tegenkomt, geeft zij hem een high five.

Slide 20 - Open vraag

7.2 In samengestelde zinnen kunnen geen, een of meerdere lijdende voorwerpen staan. Noteer alle lijdende voorwerpen uit de volgende zin:

Op de feestavond verwelkomen leerlingen de ouders en geven hun een kop koffie met gebak.

Slide 21 - Open vraag

7.3 In samengestelde zinnen kunnen geen, een of meerdere lijdende voorwerpen staan. Noteer alle lijdende voorwerpen uit de volgende zin:

In de vakantie heeft Margriet een foto geappt, waarop het zwembad goed te zien was.

Slide 22 - Open vraag

7.4 In samengestelde zinnen kunnen geen, een of meerdere lijdende voorwerpen staan. Noteer alle lijdende voorwerpen uit de volgende zin:

Henk kreeg een groot compliment, omdat hij vorige week de beste speler van het toernooi versloeg.

Slide 23 - Open vraag

7.5 In samengestelde zinnen kunnen geen, een of meerdere lijdende voorwerpen staan. Noteer alle lijdende voorwerpen uit de volgende zin:

De trainer waarschuwde de spelers voor het koude weer, waarna ze met mutsen en sjaals het sportveld op kwamen.

Slide 24 - Open vraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 25 - Woordweb

Wat ging deze les goed?

Slide 26 - Open vraag

Heb je de les goed kunnen volgen?
A
Ja, het ging heel goed.
B
Ja, het ging wel.
C
Niet zo goed.
D
Het ging echt niet goed.

Slide 27 - Quizvraag

Welke vragen en/of tips heb je voor je docent?

Slide 28 - Open vraag

Klaar? Super!
  • Ga lezen in je leesboek! 
  • Vragen kun je via de chat of later via de mail (ldk@kalsbeek.nl) stellen.
  • We komen zo nog even samen, blijf dus online en houdt je camera aan. 

Slide 29 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan het lijdend voorwerp van een zin vinden.

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
Leren:

Theorie blz. 80
Maken:
Aantekeningen
Je hebt opdracht 1 t/m 3 via LessonUp gemaakt. 
Iedere dag minstens 10 minuten lezen!

Slide 31 - Tekstslide

Bedankt voor het bijwonen 
van de les!





Je mag nu de les verlaten. 

Slide 32 - Tekstslide