18.3 Enzymwerking 6V 2324

Eiwitten
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Eiwitten

Slide 1 - Tekstslide

ruimtelijke structuur van eiwitten

Slide 2 - Tekstslide

Eiwitstructuur
Quaternair: 
Samenvoeging van
verschillende eiwitten
tot een groot eiwit
BINAS 67H2

Slide 3 - Tekstslide

Chaperonne eiwitten
Controleren de vouwing,
herstellen deze.





BINAS 67H2

Slide 4 - Tekstslide

ziekte van Alzheimer
Bij de ziekte van Alzheimer gaan de zenuwcellen in de hersenen kapot. Dit komt door verkeerd gevouwen eiwitten, die niet opgeruimd worden. Dit leidt tot ophoping van deze eiwitten en tot sterfte van de neuronen.
Dit zorgt voor geheugenverlies en andere symptomen. De ziekte ontstaat niet van de een op andere dag, het begint sluipend....

Slide 5 - Tekstslide

Functies van eiwitten
De werking van een eiwit hangt nauw samen met de vorm ervan.  
voorbeeld?  

Slide 6 - Tekstslide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
18.2 Functies van eiwitten

Slide 7 - Tekstslide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
18.3 Enzymwerking

Slide 8 - Tekstslide

Doel 18.3
☐ Je kunt beschrijven hoe enzymen werken.
☐ Je kunt beschrijven op welke manier cellen de activiteit van enzymen regelen.


Slide 9 - Tekstslide

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden van enzymen
Verteringsenzymen:
Knippen grote moleculen in kleine


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeelden van enzymen
DNA-polymerase
Plakt nieuwe nucleotide aan een DNA streng
RNA-polymerase
Plakt nieuwe nucleotide aan een RNA streng

Slide 14 - Tekstslide

Knippen of plakken
Hydrolyse: splitsing van twee moleculen met behulp van water (komt energie bij vrij)
Condensatie: binden van twee moleculen tot een groter molecuul waarbij water vrijkomt (kost energie)

Bij vertering is altijd sprake van hydrolyse (want grote stoffen worden kleiner). Dit kost dus water en er komt energie vrij.



Slide 15 - Tekstslide

Knippen of plakken

Slide 16 - Tekstslide

Dus:

DNA polymerase: condensatie/ hydrolyse?
En het kost water/ er komt water vrij?

Amylase: condensatie/ hydrolyse?
En het kost water/ er komt water vrij?


Slide 17 - Tekstslide

Dus:
DNA polymerase: condensatie en er komt water vrij


Amylase: hydrolyse en het kost water

Slide 18 - Tekstslide

Substraat en product
De stof die door het enzym wordt omgezet heet het substraat.
De stof die ontstaat door het enzym heet het product.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een enzym
Eiwit dat een chemische reactie versnelt door de activeringsenergie te verlagen
Een enzym bevat naast een eiwit soms ook een cofactor/ co-enzym

Slide 22 - Tekstslide

Cofactor/ Co-enzym
Enzym = eiwit 
Plus niet eiwit-deel (=cofactor).

Niet eiwitdeel = organisch (bijvoorbeeld een vitamine) -> co-enzym

Slide 23 - Tekstslide

Hoe werken enzymen?
Structuur
Activering/ remming
Reactiesnelheid

Slide 24 - Tekstslide

Eiwitstructuur
De werking van enzymen hangs nauw samen met de structuur/ vorm ervan.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

=verandering van ruimtelijke structuur

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Enzymregeling
Productremming: als het product van een enzym ook de inhibitor is.
Product voldoende aanwezig: enzym inactief
Product niet aanwezig: enzym actief - product ontstaat weer

Slide 30 - Tekstslide

Reactiesnelheid enzym
Afhankelijk van de hoeveelheid enzym, de temperatuur en de hoeveelheid substraat.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Enzymwerking
Enzymconcentratie: hoe meer enzym aanwezig is hoe hoger de reactiesnelheid.

Slide 33 - Tekstslide

Enzymwerking
Enzymconcentratie: hoe meer enzym aanwezig is hoe hoger de reactiesnelheid.

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 7
Adri en Eduard voegen bij een experiment met enzymen in twee buizen een even grote hoeveelheid substraat toe. Aan buis 1 voegen ze een hoeveelheid enzym toe met zoveel remstof (die de ruimtelijke structuur van de enzymmoleculen verandert) dat alle enzymmoleculen onwerkzaam zijn. Aan buis 2 voegen ze evenveel enzym en evenveel remstof (met eenzelfde ruimtelijke structuur als het substraat) toe. Ze bepalen de mate van omzetting van het substraat.
Hierna voegen ze aan beide buizen een grote overmaat aan substraat toe.
Wat kunnen Adri en Eduard verwachten?

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Doel 18.3
☐ Je kunt beschrijven hoe enzymen werken.
☐ Je kunt beschrijven op welke manier cellen de activiteit van enzymen regelen.

Slide 38 - Tekstslide

Huiswerk
In de online methode.

18.2: 3, 7, 8
18.3: 1, 4, 6, 10


Slide 39 - Tekstslide