les 29 formuleren les 4 (verkeerd verwijzen 2)


Pak vast:
- een pen
- je reader formuleren

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Pak vast:
- een pen
- je reader formuleren

Slide 1 - Tekstslide

Formuleren les 4

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we leren?
Je herkent stijlfiguren en stijlfouten in een tekst.
  • 1. Pleonasme 2. Tautologie 3. Dubbele ontkenning
  • 4. Contaminatie
  • 5. Verkeerd verwijzen
  • 6. Incongruentie
  • 7. Dat/als-constructie
  • 8. Foutieve samentrekking
  • 9. Foutieve beknopte bijzin
  • 10. Onjuist begrenzen
  • 11. Onjuiste inversie 



Slide 3 - Tekstslide

Deze les
  • Dubbelop en verkeerd verwijzen nakijken (G, H, A en B)
  • Uitleg verwijsfouten (deel II van II)
  • zelf oefenen met 

Slide 4 - Tekstslide

Wat of dat? Schrijf op of de zin goed of fout is. Hoe kan je de zin verbeteren?
  1. We gaan morgen naar de Efteling, wat ik heel erg leuk vind.
  2. Het stemmetje van Peppa Big is het irritantste dat ik ooit heb gehoord.
  3. Ik vind het vervelend dat je je zo ergert.
  4. Er is iets dat ik je nog wilde vertellen.
  5. Het meeste dat ik denk ik onzin.

Slide 5 - Tekstslide

Wat of dat? Schrijf op of de zin goed of fout is. Verbeter de foute zinnen.
  1. We gaan morgen naar de Efteling, wat ik heel erg leuk vind.
  2. Het stemmetje van Peppa Big is het irritantste dat ik ooit heb gehoord.
  3. Ik vind het vervelend dat je je zo ergert.
  4. Er is iets dat ik je nog wilde vertellen.
  5. Het meeste dat ik denk is onzin.

  1. goed
  2. fout > wat
  3. goed
  4. fout > wat
  5. fout > wat  

Slide 6 - Tekstslide

Wat of dat? 
Kortom: altijd dat, behalve bij...
1. onbepaald voornaamwoord (iets, niets, datgene...)
2. overtreffende trap (mooiste, interessantste, slaapverwekkendste)
3 verwijzing naar een (bij)zin
(De reus lag diep te slapen, wat klein duimpje moed gaf.)

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht G
  • 1. ‘zo zwaar bent’ OF ‘zo veel weegt’
  • 2. ‘als muzikant’ OF ‘muzikant zijnde’
  • 3. ‘vertrouwen in’ OF ‘goede hoop op’
  • 4. ‘heel hoge prijs’ OF ‘het was heel duur’
  • 5. ‘luiden de noodklok’ of ‘horen de alarmbellen’

Slide 8 - Tekstslide

Nakijken H
  • 1. De oorzaak van de vliegtuigcrash is te wijten aan achterstallig onderhoud. contaminatie
  • 2. De oud-directeur werd tijdelijk als interim-manager aangesteld bij de NS. pleonasme
  • 3. Waarschijnlijk maakt het geen verschil uit of je geld overmaakt of contant betaalt. contaminatie
  • 4. Waarom wil de gemeente toch verhinderen dat burgers geen schuurtjes in hun achtertuin bouwen? dubbele ontkenning

Slide 9 - Tekstslide

Nakijken H
  • 5. Misschien kunnen jullie overmorgen wellicht een paar uur langskomen om schoon te maken. tautologie
  • 6. Wanneer je dit baantje aanneemt, moet je wel bereid zijn om ook in het weekend te willen werken. contaminatie
  • 7. Dit presentje krijg je gratis ter gelegenheid van de opening van onze zaak. pleonasme
  • 8. Toen ik de eerste opgaven niet begreep, haalde ik alles door de war. contaminatie

Slide 10 - Tekstslide

Nakijken opdracht A blz. 13
  • 1. “Leerdam is blij met zijn inwoners.”
    plaatsnaam, dus onzijdig. Zijn
  • 2. De politiek heeft tegenwoordige geen respect meer voor haar burgers
    Politiek, vrouwelijke uitgang
  • 3. “Omdat de kano lek is, moet hij zo snel mogelijk gerepareerd worden.”
    Overige woorden, dus mannelijk. Hij


Slide 11 - Tekstslide

Nakijken opdracht A blz. 13
  • 4. …zijn infrastructuur…
    New York is een plaatsnaam, dus onzijdig, dus zijn.
  • 5. “ De liefde kent geen genade voor haar vele slachtoffers.”
  • uitgang -de, dus vrouwelijk. Haar
  • 6. …haar hond…
  • Hoewel het een het-woord is, wordt er duidelijk verwezen naar iets vrouwelijks (het meisje)

Slide 12 - Tekstslide

Nakijken opdracht B blz. 13
  • 1: De universiteit geeft al haar studenten wat korting… (V)
  • 2: Heeft de gemeente Utrecht wel gedacht aan haar inwoners… (V)
  • 3: De mediatheek sluit haar deuren… (V)
  • 4: De vergadering was goed verlopen, omdat zij goed... (V)
  • 5: Mijn uitgebreide kennis heeft zo haar voordelen… (V)
  • 6: Kaapstad heeft al zijn vliegvelden… (O)
  • 7: Het kabinet vergadert wel, maar het begint… (O)
  • 8: Mijn smartphone is aan zijn einde… (M)
  • 9: Mijn koffiezetapparaat is kapot, maar ik ga het… (O)
  • 10: Dat rijtjeshuis is leuk, maar het is helaas… (O)

Slide 13 - Tekstslide

Wat gaat er vaak fout?
1. Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig (geslacht)
2. Het woord ‘wat’ of 'dat'?
3. Hen of hun?
4. Wie of waar?
5. Slordig verwijzen

Slide 14 - Tekstslide

Nakijken opdracht C blz. 13
  • 1. Het lekkerste wat (overtreffende trap)
  • 2. Iets wat (onbepaald voornaamwoord)
  • 3. Het mooiste wat (overtreffende trap)
  • 4. Het boek dat (niet een van de drie wat-regels)
  • 5. Alles wat (onbepaald voornaamwoord)
  • 6. …. wat soms… (verwijst naar hele zin)
  • 7. Het meisje dat (niet een van de drie wat-regels)
  • 8. Het nieuws dat (niet een van de drie wat-regels)
  • 9. … wat altijd… (verwijst naar hele zin)
  • 10. … wat niet… (verwijst naar hele zin)


Slide 15 - Tekstslide

hen of hun, wie of waar?
lees de theorie uit de reader
- blz. 3: B Hen of Hun
- blz. 4 D: wie of waar (+ voorzetsel)

Slide 16 - Tekstslide

hen of hun
Let op! Heb je een herhalingslesje zinsontleding nodig?
Maak even een afspraak.

Slide 17 - Tekstslide

hen of hun
  1. Hun fietsen ook zonder licht.
  2. De agent geeft hun ook geen boete.
  3. Ik heb aan hen verteld dat ze alleen maar lief hoeven te lachen.
  4. De agent gaf hen een vriendelijke lachje terug.
  5. Hun licht stond ook uit.

Slide 18 - Tekstslide

hen of hun
1. Hun fietsen ook zonder licht.
2. De agent geeft hun ook geen boete.
3. Ik heb aan hen verteld dat ze alleen maar
4. lief hoeven te lachen.
5. De agent gaf hen een vriendelijke lachje terug.
6. Hun licht stond ook uit.
  1. Zij (want ow)
  2. goed (mv)
  3. goed (na vz)
  4. Hun (mv)
  5. goed (bezittelijk)

Slide 19 - Tekstslide

wie of waar?
  1. Dat is het boek op wie/waarop de film is gebaseerd.
  2. Dat is het meisje met wie / waarmee ik de opdracht maak.
  3. Pak even de schroevendraaier waarmee / met wie je dat bureau in elkaar hebt gezet.
  4. Dat is de directeur in wie / waarin mijn ouders veel vertrouwen hebben.

Slide 20 - Tekstslide

Oefenen
Maak opdracht H op blz. 12 (dubbelop)
Maak bij verwijsfouten opdracht C, D en E blz. 13, 14.

Klaar? Vul de enquête in op naschoolse activiteiten (zie bericht in som)

Slide 21 - Tekstslide

Kies een nieuw leesboek
  • Geef voor volgende week vrijdag je nieuwe leesboek door.
  • Het moet een B of C-boek zijn (zie lijst in teams)
  • Je mag ook zelf een boek op niveau kiezen. (overleg met docent)

Slide 22 - Tekstslide

Wat is formuleren?
Bij taal (schrijven en spreken) vraag je...
1: wat ga ik zeggen? (inhoud)
2: hoe ga ik het zeggen (vorm)

Slide 23 - Tekstslide

Wat is formuleren?
Als schrijver/ spreker vraag je je af...
vraag 1: wat ga ik zeggen? (inhoud)
vraag 2: hoe ga ik het zeggen (vorm)

Slide 24 - Tekstslide

Wat is formuleren?
Als schrijver/ spreker vraag je je af...
vraag 1: wat ga ik zeggen? (inhoud)
vraag 2: hoe ga ik het zeggen (vorm)
stijlfiguur: Als poëtische versiering, of om iets te benadrukken 

Stijlfout: Als afwijking op correct Nederlands

Slide 25 - Tekstslide

Wat gaan we leren?
Je herkent stijlfiguren en stijlfouten in een tekst.
  • 1. Pleonasme 2. Tautologie 3. Dubbele ontkenning
  • 4. Contaminatie
  • 5. Verkeerd verwijzen
  • 6. Incongruentie
  • 7. Dat/als-constructie
  • 8. Foutieve samentrekking
  • 9. Foutieve beknopte bijzin
  • 10. Onjuist begrenzen
  • 11. Onjuiste inversie 



Slide 26 - Tekstslide

Wat weten we nog?
Les 2: iets wordt dubbel gezegd.
  • pleonasme
  • tautologie
  • dubbele ontkenning

  • contaminatie




Slide 27 - Tekstslide

Je kent nu:
  • Pleonasme (een mooie schoonheid)
  • Tautologie (vast en zekermaar hij is echter op de fiets!)
  • Dubbele ontkenning (ik ontken dat ik geen schuld heb!)


Slide 28 - Tekstslide

Contaminatie
Een onjuiste vermenging van twee uitdrukkingen of woorden.


Slide 29 - Tekstslide

Contaminatie
Een onjuiste vermenging van twee uitdrukkingen of woorden.


Geeft niks uit!

Slide 30 - Tekstslide

Contaminatie
Een onjuiste vermenging van twee uitdrukkingen of woorden.

1. De ring kost duur. 
2. Ik mag de toets overnieuw maken. 
3. 

Slide 31 - Tekstslide

Contaminatie
Een onjuiste vermenging van twee uitdrukkingen of woorden.

1. De ring kost duur. 
2. Ik mag de toets overnieuw maken. 
3. 
1. kost veel / is duur
2. over doen / opnieuw maken
3 geld in het laatje, brood op de plank.

Slide 32 - Tekstslide

Contaminatie
Dit is lastig, maar door oefenen leer je ze te herkennen.
(Maak aantekeningen om ze te leren!)

Zouden zulke pyromanen zich eigenlijk wel beseffen welk leed ze de slachtoffers van hun daden aandoen?

Slide 33 - Tekstslide

Maar dit moet het zijn:
Zouden zulke pyromanen zich eigenlijk wel realiseren welk leed ze de slachtoffers van hun daden aandoen?
of
Zouden zulke pyromanen wel beseffen welk leed ze de slachtoffers van hun daden aandoen?

(notatie: zich...beseffen-> contaminatie)

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

De voorbeeldzin
Wellicht ben ik als perfectionist zijnde, misschien te veel gefocust op precieze zorgvuldigheid. Ik wil mezelf er graag van weerhouden geen fouten te maken.

Slide 36 - Tekstslide

Waarschijnlijk zullen er vandaag vooral in het zuiden van het land vermoedelijk enkele verspreide opklaringen komen.
A
onjuiste herhaling
B
tautologie
C
contaminatie
D
pleonasme

Slide 37 - Quizvraag

De extreem lage rente ontmoedigt veel trouwe spaarders om niet langer geld op de bank te zetten.
A
pleonasme
B
contaminatie
C
dubbele ontkenning
D
tautologie

Slide 38 - Quizvraag

Je kent nu:
  • Pleonasme (een dood lijk, een oude grijsaard)
  • Tautologie (vast en zekermaar hij is echter op de fiets!)
  • Dubbele ontkenning (ik ontken dat ik geen schuld heb!)
  • Contaminatie (de ring kost duur, ik besef me dat dit lastig is)

Lees de theorie op blz. 2 van de reader.
Maak opdracht B (zin 2, 4, 6 t/m 10), C, D, E en F.

Slide 39 - Tekstslide