15/02/2023 2B Lesprogramma




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


Mevrouw Duinhouwer
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


Mevrouw Duinhouwer

Slide 1 - Tekstslide

Indeling 2 B

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
Lesuur 1
Schrijfopdrachten afronden, je beste schrijfopdracht lever je in via SOM:
  • E-mail
  • Column
  • Overtuigende tekst
  • Nieuwsartikel 

Lesuur 2
Grammatica: 
  • Bijvoeglijke bepaling en ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
  • Hoofd- en bijzinnen







Slide 3 - Tekstslide

Een nieuwsbericht is opgebouwd volgens de zogenaamde piramidestructuur. Dit betekent dat bovenin de piramide de belangrijkste informatie staat. Hoe verder je naar beneden gaat in de piramide, hoe minder belangrijk de informatie wordt. 
Let op: een nieuwsbericht bevat geen conclusie of samenvatting in de laatste alinea!
LEAD

Slide 4 - Tekstslide

5 w-vragen en 1 h-vraag
Een journalist probeert altijd een zo volledig mogelijk verhaal te vertellen. Daarvoor wordt in de journalistiek een ezelsbruggetje gebruikt: de 5W+ 1H-methode. Ze geven antwoord op de vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe.
Wie: over wie gaat het nieuwsbericht? 
Wat: wat is er precies gebeurd? 
Waar: op welke plek is het gebeurd? Dit kan heel specifiek zijn, bijvoorbeeld een straatnaam 
Wanneer: op welke datum is het nieuwsfeit gebeurd of gaat er iets gebeuren? 
Waarom: waarom is het gebeurd? 
Hoe: hoe is het gebeurd? 

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica

BIJVOEGLIJKE BEPALING
ONDERGESCHIKTE BIJVOEGLIJKE BEPALING

Slide 6 - Tekstslide

VORIGE LES: Samengestelde zinnen
Elke zin bevat een persoonsvorm. 

Enkelvoudige zin: de zin bevat één persoonsvorm en één onderwerp. 
Samengestelde zin: een zin met twee of meer persoonsvormen. Let op: bij elke persoonsvorm hoort één onderwerp. 

Als je van twee losse zinnen één zin maakt, heb je een voegwoord nodig. 
Nevenschikkende voegwoorden: en, of, maar, dus  en want (hoofdzin - hoofdzin)
Onderschikkende voegwoorden: omdat, doordat, zodat, waardoor etc.  (hoofdzin - bijzin). 

Slide 7 - Tekstslide

Soorten werkwoorden

Er zijn verschillende soorten werkwoorden:

1.  Zelfstandig werkwoord (zww)

    - Belangrijkste werkwoord in de zin

   -  Heb je maar één werkwoord? Dan is dit sowieso een zww.

   -  Heb je meerdere werkwoorden? Dan is vaak het laatste werkwoord van de zin het zww.

2.  Hulpwerkwoord (hww)

Heb je meer werkwoorden in de zin? Dan is er één werkwoord het zww en zijn alle andere werkwoorden  hww.

3. Koppelwerkwoord (kww)

Komt alleen voor in een naamwoordelijk gezegde.



Slide 8 - Tekstslide

Huiswerk
Bladzijde 150
  • Startopdracht: zelfstandige of hulp- of koppelwerkwoord
  • Opdracht 1: onderdeel 1 en 2















Slide 9 - Tekstslide

Zinsdelen en zinsdeelstukken
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling
----------------------------------
- Bijvoeglijke bepaling
- Ondergeschikte bijwoordelijke
bepaling

Zinsdelen
Zinsdeelstukken

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling

1. De bijvoeglijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Een bijvoeglijke bepaling vind je door te vragen welk/wat voor + het zelfstandige naamwoord?

Voorbeeld:

De nieuwe speler| is |in onze wijk| komen wonen.
nieuwe = bijvoeglijke bepaling bij speler (welke/wat voor speler?)
onze = bijvoeglijke bepaling bij wijk (welke/wat voor wijk?)
Bij een zelfstandig naamwoord kan meer dan één bijvoeglijke bepaling staan.

Slide 11 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling

Voorbeeld:
De lange, mooie jongen | kwam | niet.
lange = bijvoeglijke bepaling bij jongen
mooie = bijvoeglijke bepaling bij jongen
Een bijvoeglijke bepaling kan uit meer dan één woord bestaan.

Namen kunnen ook bijvoeglijke bepalingen zijn.
Voorbeeld:
De plaats Zandvoort ligt aan de Nederlandse kust.
Zandvoort = bijvoeglijke bepaling bij plaats
Nederlandse = bijvoeglijke bepaling bij kust




Slide 12 - Tekstslide

Ondergeschikte bijwoordelijke bepaling

2. De ondergeschikte bijwoordelijke bepaling

De bijwoordelijke bepaling als zindeelstuk (=ondergeschikte bijwoordelijke bepaling) zegt iets van een ander woord dan een zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld:
Ik vond het boek erg spannend.
erg = bijwoordelijke bepaling bij spannend (geen zelfstandig naamwoord)
In een bijvoeglijke bepaling kan een bijwoordelijke bepaling staan.
Voorbeeld:
Ik vond dat een erg vervelende opmerking.
erg vervelende = bijvoeglijke bepaling bij opmerking
erg = bijwoordelijke bepaling bij vervelende







Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

OPDRACHT
Nieuw Nederlands - bladzijde 89:
Opdracht 3
Opdracht 4.2













Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk - antwoorden
Startopdracht - blz. 148
Opdracht 1  - blz. 149










Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk: antwoorden
Voegwoorden
Hoofd- en bijzinnen: Maak opdracht 1 en 2 (blz. 119)
Voegwoorden: Maak opdracht 2 (blz. 121)

Slide 20 - Tekstslide