2.7 GRAMMATICA

2.7 GRAMMATICA


WERKWOORDELIJKE GEZEGDE
ZINSDELEN
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.7 GRAMMATICA


WERKWOORDELIJKE GEZEGDE
ZINSDELEN

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen we deze les?

  • Doel
  • Uitleg 
  • Samen oefenen
  • zelfstandig werken
  • Afsluiten, huiswerk noteren

Slide 2 - Tekstslide

Hoe kun je de persoonsvorm vinden? Noem twee manieren.

Slide 3 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
De lelijke stoel staat in de kamer.

Slide 4 - Open vraag

Doelen
- Aan het einde van de les(sen)weet ik wat een werkwoordelijk gezegde is. 
- Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je het wg?
Je vindt het werkwoordelijk gezegde met het volgende stappenplan:
1 = onderstreep de persoonsvorm
2 = verdeel/de zin/ in/ zinsdelen
3 = zet wg boven de persoonsvorm
4 = zet wg boven de andere werkwoorden (als die er zijn)

Slide 7 - Tekstslide

uitleg
In sommige zinnen wordt aan het + werkwoord of te + werkwoord gebruikt.
Julia probeert niet op haar telefoon te kijken, want ze is huiswerk aan het maken. 
TE en AAN HET horen ook bij wg!!
Ik zit altijd in mijn stoel te slapen.
Mijn broertjes zijn iedere dag ruzie aan het maken

Slide 8 - Tekstslide

uitleg 2
Sommigen werkwoorden in een zin worden gesplitst. Je noemt ze splitsbare werkwoorden.

Vanmiddag ga ik mijn oma opbellen. Ik bel haar wel vaker op. 
Beide delen horen bij het werkwoordelijk gezegde.

Slide 9 - Tekstslide

Even samen oefenen:
(1)Een politieagent gebruikte vrijdagavond een bijzondere tactiek. (2)Hij kon op die manier een fietsendief vangen. (3)Hij begon namelijk als een hond te blaffen. 
Wat is het wg in de zinnen? Noteer op een blaadje
1=
2=
3=

gebruikte
kon vangen
begon te blaffen

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het wg?

De juf zit in de stoel te slapen.
A
De juf zit
B
zit
C
zit slapen
D
zit te slapen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het wg?

Gisteren heeft de hond niet gegeten.
A
heeft
B
heeft gegeten
C
heeft niet gegeten
D
gegeten

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het wg?
De tante van de juf is altijd aan het gamen.
A
is gamen
B
is aan het gamen
C
is
D
De tante van de juf

Slide 13 - Quizvraag

zelfstandig werken



Opdracht 1 t/m 5

Slide 14 - Tekstslide