Wf 24 juni Herhaling stof

24 juni 2024
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

24 juni 2024

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
1. Lezen: Diataal en Diawoord afmaken
2. Thijn en Lieuwe: onderwerp bedenken voor vervangende opdracht debat.
3. Herhaling stof voor de toets
3. Vragen?  
3. Grammatica: bijvoeglijke bijzin. 
4. Oefenen met bijvoeglijke bijzin. 
5. Lesdoelen behaald?
6. Huiswerk in Plenda voor volgende week:
7. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van zinsdeelzinnen?
Dit is het stappenplan zinsdeelzinnen:
1. Bepaal wat de bijzin(nen) is/zijn?
2. Geef het begin en het eind van bijzinnen aan met haakjes '(....)'.
3. Vul in de hoofdzin in plaats van in de bijzin(nen) een woord(groep in.
4. De bijzin is hetzelfde zinsdeel als de ingevulde woordgroep.

A. Klopt: ga staan.
B. Klopt niet: ga zitten. 

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je in drie zinnen de bijvoeglijke bijzin herkennen.

Slide 4 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen
Een zinsdeel dat een persoonsvorm bevat, is een zinsdeelzin.
Als een samengestelde zin bestaat uit een hoofd- en een bijzin, is de bijzin een zinsdeelzin binnen een hoofdzin.


Slide 5 - Tekstslide

Hoofdzin en bijzin
Hoofdzin: O+PV staan  naast elkaar en er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen.
De PV staat voor in de zin: als eerste of tweede zinsdeel.
Bijzin: tussen O +PV kunnen andere zinsdelen staan (bijvoorbeeld 'niet').
De PV staat vaker achter in de zin.

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan zinsdeelzinnen*
1. Bepaal wat de hoofdzin is. (verschil hoofd- en bijzin)
2. Ontleed de hoofdzin. (met het stappenplan zinsdelen)
3. Bepaal welk zinsdeel de bijzin is in de hoofdzin (stappenplan zinsdelen).
4. De bijzin is de zinsdeelzin van het zinsdeel dat deze woordgroep (bijzin) vormt.
* = korter en iets anders dan in het boek.

Slide 7 - Tekstslide

Oefenen
Als er geen dijken zijn, zou meer dan de helft van Nederland onder water staan.

Slide 8 - Tekstslide

Uitwerking
Als er geen dijken zijn, zou meer dan de helft van Nederland onder water staan.
1. De hoofdzin is: zou meer dan de helft van Nederland onder water staan.
Want: PV zou staat naast het O: meer dan de helft van Nederland.
2. Ontleed de hoofdzin:
PV = zou
O = meer dan de helft van Nederland
WG = zou staan
BWB = onder water
3. Als er geen dijken zijn = antwoord op 'wanneer'?  = BWB. Als er geen dijken zijn = BWB-zin.


Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Wie niet van lezen houdt, moet je geen boek geven.

Slide 10 - Tekstslide

Uitwerking
Wie niet van lezen houdt, moet je geen boek geven.
1. Bepaal wat de hoofdzin is. 
moet je geen boek geven = hoofdzin. PV moet staat naast O (= je)
2. Ontleed de hoofdzin.
PV = moet
O = je
WG = moet geven
LV = geen boek.
3. Bepaal welk zinsdeel de bijzin is in de hoofdzin. (Stappenplan zinsdelen).
Aan wie niet van lezen houdt = Meewerkend voorwerp.
Wie niet van lezen houdt = meewerkend voorwerpszin.

Slide 11 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin
Wie kan kort uitleggen wat een bijzin is en hoe je die vindt in een zin?

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling (bvb)
Een bijvoeglijke bepaling is geeft binnen een zinsdeel extra informatie over de van dat zinsdeel.
De kern is een zn of een vnw. Een bijvoeglijke bepaling kan voor of achter de kern (zn of vnw) staan.
Je vind de bvb door binnen een zinsdeel het belangrijkste woord op te zoeken = kern
Als de kern een zn of vnw is, dan zijn de woorden die extra informatie geven de bvb's.

Slide 13 - Tekstslide

Zo vind je de bvb = stappenplan
De oude, succesvolle dirigent ontving na het concert een daverend applaus.
1. Zet streepjes tussen de zinsdelen:
De oude, succesvolle dirigent /ontving/ na het concert / een daverend applaus.
2. Zoek binnen het zinsdeel de kern:
De oude, succesvolle dirigent.
3. Als de kern een znw of vnw is, zoek dan de woorden die extra informatie geven.
Dirigent = kern = znw. Bvb = oude -> dirigent. Succesvolle -> dirigent.

Slide 14 - Tekstslide

Nu jullie: Zo vind je de bvb
1. Zet streepjes tussen de zinsdelen:
De oude, succesvolle dirigent /ontving/ na het concert / een daverend applaus.
2. Zoek binnen het zinsdeel de kern: een daverend applaus.
3. Als de kern een znw of vnw is, zoek dan de woorden die extra informatie geven.
...  = kern. Is de kern een znw of vnw? Ja: welke woorden in het zinsdeel geven extra informatie over de kern? .

Slide 15 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin (bijv. bijzin)
Een bijvoeglijke bijzin hoort bij een zelfstandig naamwoord, maar kan ook horen bij een voornaamwoord (aanwijzend vnw of persoonlijk vnw).
Een bijvoeglijke bijzin is een bijzin die iets zegt over een zn of een vnw, zoals een bijvoeglijke bepaling dat doet.
De fictieopdracht, die nog niet door iedereen ingeleverd is, wordt nog nagekeken. 

Slide 16 - Tekstslide

Hoe herken je de bijv. bijzin?
De bijv. bijzin
1. begint vaak met die of dat.
2. zegt iets over een zn of vnw (de kern).
3. staat direct achter de kern.
4. is een bijzin. (Boek: zinsdeelstuk, want onderdeel van een zinsdeel)
5. Kun je meestal weglaten, dan blijft er een correcte zin over.

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld bijv. bijzin vinden
De fictieopdracht, die nog niet door iedereen ingeleverd is, wordt nog nagekeken
1. Wat is de bijzin
De fictieopdracht, (die nog niet door iedereen ingeleverd is), wordt nog nagekeken. Want: PV = is, O = iedereen. Staan niet naast elkaar).
2. Waar zegt de bijv. bijzin is iets over? Wat is de kern? De fictieopdracht.
3. Is de kern een zn of een vnw? Ja. Zn.
4.. Staat de bijzin direct achter de kern? Ja. De kern = de fictieopdracht.
5.. Kun je de bijv. bijzin weglaten? Ja. De fictieopdracht wordt nog nagekeken.

Slide 18 - Tekstslide

Oefenen
Maak oefening 1, 2 en oefening 4 zelfstandig.
Als je eerder klaar bent, maak je oefening 3.
Oefening 5 is extra.
Oefeningen 1, 2, 3 en 4 zijn huiswerk.

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoel behaald?
Gebruik het stappenplan bijvoeglijke bijzin op deze drie zinnen.
1. De fictieopdracht, die nog niet door iedereen ingeleverd is, wordt nog nagekeken. 
2. Een Plenda is belangrijk voor hen die hun huiswerk willen maken.
3. Van de twee boeken kiest Rowan deze die het spannendst lijkt.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is een zn, een pers. vnw, aanw. vnw?
Zn = 
Pers. vnw = 
Aanw. vnw = 

Slide 21 - Tekstslide