Wf 4 jun Gr. + verv Dbt

Wf 4 juni 2024
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wf 4 juni 2024

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
1. Vorige les:  de bijvoeglijke bijzin (een zinsdeelzin): Wat weet je nog?
2. Huiswerk bespreken 
3. Grammatica: betrekkelijk voornaamwoord. 
4. Oefenen met het betrekkelijk voornaamwoord. 
5. Lesdoelen behaald?
6. Huiswerk in Plenda voor volgende week:
7. Volgende uur: verder met voorbereiding voor debat.

Slide 2 - Tekstslide

Vind de bijv. bijzin:
Gebruik het stappenplan bijvoeglijke bijzin op deze drie zinnen.
1. De fictieopdracht, die nog niet door iedereen ingeleverd is, wordt nog nagekeken. 
2. Een Plenda is belangrijk voor hen die hun huiswerk willen maken.
3. Van de twee boeken kiest Rowan deze die het spannendst lijkt.

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijke bijzin (bijv. bijzin)
Een bijvoeglijke bijzin hoort bij een zelfstandig naamwoord, maar kan ook horen bij een voornaamwoord (aanwijzend vnw of persoonlijk vnw).
Een bijvoeglijke bijzin is een bijzin die iets zegt over een zn of een vnw, zoals een bijwoordelijke bepaling dat doet.
De fictieopdracht, die nog niet door iedereen ingeleverd is, wordt nog nagekeken. 

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk bespreken

Zet je huiswerk klaar, zodat als ik langsloop ik kan zien dat je het gemaakt hebt.

Cursus 5, paragraaf 13: oef. 1, 2, 3 en 4.


Slide 5 - Tekstslide

Hoe herken je de bijv. bijzin?
De bijv. bijzin
1. begint vaak met die of dat.
2. zegt iets over een zn of vnw (de kern).
3. staat direct achter de kern.
4. is een bijzin. (Boek: zinsdeelstuk, want onderdeel van een zinsdeel)
5. Kun je meestal weglaten, dan blijft er een correcte zin over.

Slide 6 - Tekstslide

Zinsdeelzinnen
Een zinsdeel dat een persoonsvorm bevat, is een zinsdeelzin.
Als een samengestelde zin bestaat uit een hoofd- en een bijzin, is de bijzin een zinsdeelzin binnen een hoofdzin.


Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling (bvb)
Een bijvoeglijke bepaling is geeft binnen een zinsdeel extra informatie over de van dat zinsdeel.
De kern is een zn of een vnw. Een bijvoeglijke bepaling kan voor of achter de kern (zn of vnw) staan.
Je vind de bvb door binnen een zinsdeel het belangrijkste woord op te zoeken = kern
Als de kern een zn of vnw is, dan zijn de woorden die extra informatie geven de bvb's.

Slide 8 - Tekstslide

Zo vind je de bvb
De oude, succesvolle dirigent ontving na het concert een daverend applaus.
1. Zet streepjes tussen de zinsdelen:
De oude, succesvolle dirigent /ontving/ na het concert / een daverend applaus.
2. Zoek binnen het zinsdeel de kern:
De oude, succesvolle dirigent.
3. Als de kern een znw of vnw is, zoek dan de woorden die extra informatie geven.
Dirigent = kern = znw. Bvb = oude -> dirigent. Succesvolle -> dirigent.

Slide 9 - Tekstslide

Nu jullie: Zo vind je de bvb
1. Zet streepjes tussen de zinsdelen:
De oude, succesvolle dirigent /ontving/ na het concert / een daverend applaus.
2. Zoek binnen het zinsdeel de kern: een daverend applaus.
3. Als de kern een znw of vnw is, zoek dan de woorden die extra informatie geven.
...  = kern. Is de kern een znw of vnw? Ja: welke woorden in het zinsdeel geven extra informatie over de kern? .

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld bijv. bijzin vinden
De fictieopdracht, die nog niet door iedereen ingeleverd is, wordt nog nagekeken
1. Wat is de bijzin
De fictieopdracht, (bijv. bijzin die nog niet door iedereen ingeleverd is), wordt nog nagekeken. 
2. Waar zegt de bijv. bijzin is iets over? Wat is de kern? De fictieopdracht.
3. Is de kern een zn of een vnw? Ja. Zn.
4.. Staat de bijzin direct achter de kern?
5.. Kun je de bijv. bijzin weglaten? Ja. De fictieopdracht wordt nog nagekeken.

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk bespreken

Zet je huiswerk klaar, zodat als ik langsloop ik kan zien dat je het gemaakt hebt.

Cursus 5, paragraaf 13: oef. 1, 2, 3 en 4.


Slide 12 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw.)
Een bijvoeglijke bijzin begint vaak met een betrekkelijk voornaamwoord.
Een betr. vnw. verwijst terug naar een kern die eerder is genoemd: het antecedent.
Betr. vnw zijn: die, dat, wie, wat.
N.B.: waar, waarmee, waardoor enz. zijn bijwoorden.

Slide 13 - Tekstslide

Zo gebruik je het betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw.)
Met het betr. vnw. 'die' verwijs je naar 'de-woorden'.
Met het betr. vnw. 'dat' verwijs je naar 'het-woorden'.
N.B.: als je die of dat kunt vervangen door dit of deze, dan zijn het geen betr. vnw. maar aanw. vnw.
Met het betr. vnw 'wat' verwijs je naar een overtreffende trap na 'het', die niet gevolgd wordt door een zn.


Slide 14 - Tekstslide

 betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw.)
Met het betr. vnw 'wat' verwijs je naar 
1. een overtreffende trap na 'het', die niet gevolgd wordt door een zn.
Het noorderlicht is het mooiste wat ik ooit gezien heb
2. woorden als 'alles', 'datgene', 'diegene', 'het enige', 'veel'
Alles wat op die site staat, is uit voorraad leverbaar.
3. een hele zin of een deel van een zin.
Ridouan is een ijverige leerling, wat niet gezegd kan worden van Wesley.





Slide 15 - Tekstslide

Vragen over het betr. vnw?

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen met het betr. vnw.
Maak van Cursus 5, paragraaf 14 oefening 2, 3 en 4.
Oefening 5 is extra.

Huiswerk: Cursus 5 par. 14, oefeningen 1,2,3 en 4.
Zet het in je Plenda.

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoelen behaald?
Schrijf in je schrift op:  
1. in je eigen woordenwat een betrekkelijk voornaamwoord is.
2. de vier meest voorkomende betr. vnw. 
Je hebt hier 1 minuut voor. Werk zelfstandig en in stilte.
Als je eerder klaar bent, blijf je even stil, totdat we het gaan bespreken. 

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoel behaald?
Gebruik het stappenplan bijvoeglijke bijzin op deze drie zinnen.
1. De fictieopdracht, die nog niet door iedereen ingeleverd is, wordt nog nagekeken. 
2. Een Plenda is belangrijk voor hen die hun huiswerk willen maken.
3. Van de twee boeken kiest Rowan deze die het spannendst lijkt.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een zn, een pers. vnw, aanw. vnw?
Zn = 
Pers. vnw = 
Aanw. vnw = 

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdzin en bijzin
Hoofdzin: O+PV staan  naast elkaar en er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen.
De PV staat voor in de zin: als eerste of tweede zinsdeel.
Bijzin: tussen O +PV kunnen andere zinsdelen staan (bijvoorbeeld 'niet').
De PV staat vaker achter in de zin.

Slide 21 - Tekstslide