In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Zoek de voornaamwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je alle voornaamwoorden herkennen.
Slide 2 - Tekstslide
Maak de leerdoelen duidelijk aan de leerlingen.
Wat weet je al over voornaamwoorden?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat zijn voornaamwoorden?
Voornaamwoorden zijn woorden die een naamwoord vervangen, zoals hij, zij, het, mij, jou, ons, hen, etc.
Slide 4 - Tekstslide
Vraag de leerlingen om voorbeelden van voornaamwoorden te geven.
Persoonlijke voornaamwoorden
Persoonlijke voornaamwoorden vervangen een persoon of groep personen, zoals ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij.
Slide 5 - Tekstslide
Laat de leerlingen voorbeelden geven van zinnen waarin persoonlijke voornaamwoorden worden gebruikt.
Bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden drukken bezit uit en vervangen een naamwoord, zoals mijn, jouw, zijn, haar, ons, jullie, hun.
Slide 6 - Tekstslide
Leer de leerlingen de regels voor het gebruik van bezittelijke voornaamwoorden.
Aanwijzende voornaamwoorden
Aanwijzende voornaamwoorden wijzen iets of iemand aan, zoals deze, die, dit, dat, zulke, dergelijke.
Slide 7 - Tekstslide
Laat de leerlingen voorbeelden geven van zinnen waarin aanwijzende voornaamwoorden worden gebruikt.
Vragende voornaamwoorden
Vragende voornaamwoorden worden gebruikt om een vraag te stellen, zoals wie, wat, welke, waar, wanneer, waarom, hoe.
Slide 8 - Tekstslide
Leer de leerlingen de regels voor het gebruik van vragende voornaamwoorden.
Wederkerende voornaamwoorden
Wederkerende voornaamwoorden verwijzen terug naar het onderwerp van de zin en geven aan dat de handeling op zichzelf wordt uitgevoerd, zoals zich, me, je, zichzelf, elkaar.
Slide 9 - Tekstslide
Laat de leerlingen voorbeelden geven van zinnen waarin wederkerende voornaamwoorden worden gebruikt.
Wederkerende voornaamwoorden oefenen
Laat de leerlingen oefenen met wederkerende voornaamwoorden door zinnen te maken en de juiste voornaamwoorden te kiezen.
Slide 10 - Tekstslide
Gebruik interactieve oefeningen om de leerlingen te betrekken bij de les.
Meervoudige voornaamwoorden
Meervoudige voornaamwoorden vervangen meerdere personen of dingen, zoals wij, jullie, zij.
Slide 11 - Tekstslide
Laat de leerlingen voorbeelden geven van zinnen waarin meervoudige voornaamwoorden worden gebruikt.
Onbepaalde voornaamwoorden
Onbepaalde voornaamwoorden verwijzen naar iets of iemand in het algemeen, zoals iets, iemand, niemand, alles, iedereen.
Slide 12 - Tekstslide
Leer de leerlingen de regels voor het gebruik van onbepaalde voornaamwoorden.
Oefenen met alle voornaamwoorden
Laat de leerlingen oefenen met alle voornaamwoorden door zinnen te maken en de juiste voornaamwoorden te kiezen.
Slide 13 - Tekstslide
Maak gebruik van interactieve oefeningen om de les dynamisch en interessant te maken.
Kruiswoordpuzzel
Laat de leerlingen een kruiswoordpuzzel oplossen waarin alle voornaamwoorden voorkomen.
Slide 14 - Tekstslide
Dit is een leuke manier om de leerlingen te laten oefenen met het herkennen van voornaamwoorden.
Voornaamwoorden in teksten
Laat de leerlingen teksten lezen en de voornaamwoorden markeren. Bespreek daarna de resultaten.
Slide 15 - Tekstslide
Dit is een goede manier om de leerlingen te laten zien hoe voornaamwoorden in teksten worden gebruikt.
Herhalen en samenvatten
Herhaal de belangrijkste punten van de les en vraag de leerlingen om een samenvatting te maken.
Slide 16 - Tekstslide
Dit is een goede manier om te controleren of de leerlingen de les hebben begrepen.
Toets
Laat de leerlingen een toets maken om te controleren of ze alle voornaamwoorden kunnen herkennen.
Slide 17 - Tekstslide
Dit is een goede manier om te controleren of de leerlingen de les hebben begrepen.
Feedback en evaluatie
Geef de leerlingen feedback op hun toets en evalueer de les met de klas.
Slide 18 - Tekstslide
Dit is een goede manier om te zien hoe effectief de les was en om eventuele verbeteringen te identificeren.
Bronnen
Vermeld de bronnen die zijn gebruikt bij het maken van de les.
Slide 19 - Tekstslide
Het is belangrijk om de bronnen te vermelden om de leerlingen te laten zien waar ze meer informatie kunnen vinden over voornaamwoorden.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 20 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 21 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 22 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.