Een verwijswoord verwijst naar een ander woord, meestal een woord dat eerder of verderop in de tekst staat.
Je verwijst met deze of die naar de-woorden.
voorbeeld: Deze wc is bezet, maar die daar is vrij.
Je verwijst met dit of dat naar het-woorden.
voorbeeld: Het boek dat ik lees is erg spannend.
Je verwijst naar personen met de woorden: wie, van wie, over wie, aan wie. VB: De student van wie ik bijles had.
Je verwijst naar zaken of dingen: waarmee, waarvan, waarover, waaraan, waarbij. VB: Dat is de bus waarmee ik naar huis ga.