Grammatica 1.8 les 2

Grammatica 1.8 les 2
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 1.8 les 2

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij Nederlands!

Benodigdheden:
  • Leesboek
  • Werkboek en schrift

Zet alvast klaar:
  • Lessonup
    www.lessonup.com
    Log in met je naam en wachtwoord
  • Online methode
    Ga naar Magister
    Kies voor leermiddelen
    Kies Ne Talent


timer
1:30

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
timer
7:00

Slide 3 - Tekstslide

Programma:

  • Terugblik grammatica
  • Extra oefenen 
  • Uitleg persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • Zelfstandig werken
Lesvragen:

  • Ik weet hoe ik de persoonsvorm kan vinden
  • Ik weet hoe ik het onderwerp kan vinden
  • Ik weet wat het werkwoordelijk gezegde is
  • Ik weet hoe ik de persoonsvorm schrijf in de tegenwoordige tijd

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik
Zin 1:    De jonge jongens zitten op een bankje in het park 
Zin 2:   Op het drukke kruispunt is een man gevallen
Zin 3:    Welk boek hebben jullie gelezen?


Neem de zinnen over:
  • Onderstreep de persoonsvorm;
  • Zet WG onder de werkwoorden
  • Plaats zinsdeel strepen
  • Noteer O onder het onderwerp
timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide


Hoe wil je verder aan het werk?
A
B
C

Slide 6 - Quizvraag

Oefening
1. Wanneer heeft Danny jou gebeld?
2. Op het drukke kruispunt is een man gevallen.
3. De jonge jongens zitten op een bankje in het park. 

Neem de zinnen over:
  • Onderstreep de persoonsvorm;
  • Zet WG onder de werkwoorden
  • Plaats zinsdeel strepen
  • Noteer O onder het onderwerp
timer
7:00
 Wanneer |heeft| Danny| jou |gebeld|
                       WG     O                 WG
 Op het drukke kruispunt |is| een man |gevallen|
                                                  WG     O                 WG
De jonge jongens |zitten| op een bankje in het park                                                              o               WG                  
Klaar
1.8
Opdracht: 1,3,4,5, 7

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdletters
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd 
  •  (werken) Ik werk

  • (denken) ik denk

  • (vinden) ik vindt
     
  • (lopen) ik lop

  • (geloven) ik geloof

  • (graven) ik graav

  • (werken) hij werkt

  • (denken) zij denkt

  • (vinden) hij vind

Goed of fout?

Slide 8 - Tekstslide

1.8 Spelling

Stam
De stam is het hele werkwoord zonder -en
De stam van het werkwoord brengen is breng en de stam van het werkwoord koken is kok.

Soms moet je de stam wel even aanpassen.
Bijvoorbeeld de sam kok, passen we aan naar kook.



De ik-vorm is de (aangepaste) stam van een werkwoord
Leer het schema op blz. 56 uit je je hoofd
Leestekens: dubbele punt en aanhalingsteken
Leestekens: punt, komma, uitroepteken

Slide 9 - Tekstslide

Weektaak spelling en grammatica
Thema 1,  
Basisopdrachten
werkblad of 1.7 opdracht 1 t/m 7
1.8 opdracht: 1,3,4,5,6, 7


Extra opdrachten
1.7 uitdaging lijdend voorwerp
Klaaropdrachten
Controleer woorden 1.5
1-2-3-4-5-6-7-11-12-13-15-16

Leer de woorden: 
de data, gering, de laster, passeren, verbijsterd, systematisch
huiswerk 23-09  moet woorden af zijn
Voorvoegsel
Bij sommige woorden kun je een stukje vóór het woord zetten. Dit stukje heet een voorvoegsel. De betekenis van het woord verandert door een voorvoegsel.

Het voorvoegsel her- betekent ‘nog een keer’.
her + lezen = herlezen
Het voorvoegsel in- betekent ‘niet’.
in + stabiel = instabiel
Het voorvoegsel on- betekent ‘niet’.
on + eens = oneens
Woorden:
De Data
Gering
De laster
Passeren
Verbijserd
Systematisch

Slide 10 - Tekstslide