Periode 2 2021/2022

PWW 2
Vrijdag 19 januari 2022 
9:00 - 11:00 uur
32 vragen 

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

PWW 2
Vrijdag 19 januari 2022 
9:00 - 11:00 uur
32 vragen 

Slide 1 - Tekstslide

welke moleculen kunnen waterstofbruggen aangaan?
A
B
C
D

Slide 2 - Quizvraag

VDW en waterstofbruggen hebben het volgende effect op het kookpunt:
A
meer H-bruggen = hoger kookpunt meer VDW = geen effect
B
meer H-bruggen = lager kookpunt meer VDW = hoger kookpunt
C
meer H-bruggen = hoger kookpunt meer VDW = hoger kookpunt
D
meer H-bruggen = geen effect meer VDW = hoger kookpunt

Slide 3 - Quizvraag

welke moleculen kunnen waterstofbruggen aangaan?
A
B
C
D

Slide 4 - Quizvraag

VDW en waterstofbruggen hebben het volgende effect op het kookpunt:
A
meer H-bruggen = hoger kookpunt meer VDW = geen effect
B
meer H-bruggen = lager kookpunt meer VDW = hoger kookpunt
C
meer H-bruggen = hoger kookpunt meer VDW = hoger kookpunt
D
meer H-bruggen = geen effect meer VDW = hoger kookpunt

Slide 5 - Quizvraag

Teken een structuur van zwaveldioxide, waarin S covalentie '4' heeft
SO2

Slide 6 - Open vraag

Om de structuur van een molecuul te kunnen tekenen moet je weten wat de covalentie van de atomen is. Wat is covalentie?
A
De lading als het atoom een ion wordt
B
Het aantal elektronen in de buitenste schil
C
Het aantal bindingen dat een atoom kan aangaan
D
Het aantal elektronen dat mist in de buitenste schil

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de covalentie van stikstof?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quizvraag

Tekening van het atoommodel van chloor

Slide 9 - Open vraag

welke structuren kunnen waterstofbruggen aangaan?
A
B
C
D

Slide 10 - Quizvraag

Kan alcohol waterstofbruggen vormen?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Teken het atoommodel van Bohr van het atoom 24-Mg

Slide 12 - Open vraag

Hoeveel perioden heeft een periodiek systeem?
A
18
B
7
C
118
D
5

Slide 13 - Quizvraag

Rijen in het periodiek systeem worden ook ..... genoemd.
A
Groepen
B
Tabellen
C
Waarden
D
Perioden

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel groepen zijn er in het periodiek systeem?
A
18
B
100
C
188
D
118

Slide 15 - Quizvraag

Hoe zijn de atoomsoorten gerangschikt in het periodiek systeem?
A
op het aantal protonen
B
op het aantal neutronen
C
op het aantal elektronen

Slide 16 - Quizvraag

Groep 2 van het periodiek systeem zijn de:
A
Alkalimetalen
B
Halogenen
C
Edelgassen
D
Aardalkalimetalen

Slide 17 - Quizvraag

Kolommen in het periodiek systeem worden ook ... genoemd.
A
Verticale perioden
B
Groepen
C
Halogenen
D
Staarten

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het massapercentage waterstof in aceton?
A
100%
B
10,41%
C
89,59%
D
27,55%

Slide 19 - Quizvraag

aantal Kelvin = aantal °C + 273
Hoeveel °C is het als het 291 Kelvin is?

Slide 20 - Open vraag

Bereken hoeveel kg aluminium en hoeveel kg koper nodig zijn voor de productie van 2 000 kg duraluminium. Raadpleeg Binas tabel 9.

Slide 21 - Open vraag

Is de atoombinding tussen C en C polair of apolair?
A
polair
B
apolair

Slide 22 - Quizvraag

Bevat dit molecuul een
polaire atoombinding?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Welke verschillen in fysische eigenschappen zijn er tussen koper en aluminium? Noem drie verschillen.

Slide 24 - Open vraag

Metalen verschillen zowel in fysische als in chemische eigenschappen.
Heb je het bij verschillen in fysische en chemische eigenschappen over micro- of macroniveau? Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Open vraag

Legeringen worden vaak toegepast als materiaal. Wat is een legering? Een legering is:
A
een mengsel van metalen
B
een mengsel van ijzererts en cokes
C
een mengsel van ijzererts en kopererts
D
een mengsel van kunststoffen en metalen

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Geef de reactievergelijking van de verbranding van Benzine (C7H16)

Slide 28 - Open vraag

De koolstofdioxide wordt uit het ontstane gasmengsel verwijderd door het te leiden door kalkwater. Daarbij treedt de volgende reactie op:
CO2(g) + Ca2+(aq) + 2 OH–(aq) → CaCO3(s) + H2O(l)
Bereken hoeveel kg calciumcarbonaat, CaCO3, ontstaat als 8,00∙106 kg koolstofdioxide verwijderd wordt uit verbrandingsgassen.

Slide 29 - Open vraag